reacties ?
henk@astrobril.nl
Verslag 2001

08-02-2009

Start
2001 Jun 21
Verslag 2001
2002 Dec 04
Verslag 2002
2003 Nov 08/09
2005 Oct 03
2006 Mar 29
Verslag 2006
2009 Jul 22

 

 Chibébé, Zambia, 21 juni 2001 - REISVERSLAG
Artikeltje in 'de Limburger' van 19 juli 2001 - Een vette fooi.

ECLIPSREIS NVWS NAAR ZAMBIA/ZIMBABWE 17 juni -1 juli 2001.

‘THIS IS AFRICA’ (titel bedacht door Annemieke Drummen)

Verslag van Henk Bril (versie 8 december 2001, correcties 23 januari 2005, aanvulling 15 januari 2009).

Inleiding.

Ik heb het voorrecht mogen genieten reisleider te zijn geweest van de grote NVWS-eclipsreis naar Zambia en Zimbabwe. De reis is een enorme ervaring geworden - met vele hoogtepunten. Mijn verslag zal niet de volledige reis kunnen beslaan; daarvoor zou het verhaal te lang worden. Ik zal derhalve volstaan met beschrijvingen van een aantal gebeurtenissen op dagen die mij zullen bijblijven.

Het zoeken en vinden van de waarneemplaats.

Danie Wessels is de Managing Director van West Coast Overland, maar stel hem niet voor als een gearriveerde zakenman. Daar lijkt hij niet op. Danie laat zich het best vergelijken met Steve, een Australiër die op Discovery Channel de meest waanzinnige stunten uithaalt. De reis van onze groep en de reis van de groep van Theo Jurriens laat zich ook omschrijven als een waanzinnige stunt. Achteraf zegt Danie zelf ook dat hij in de twee weken dat hij met deze groepen op stap was meer heeft geleerd dan in al die jaren daarvoor.
Mijn eerste indruk van Danie was dat ik hier een man aantrof die erg 'kat-uit-de-boom-kijkerig' was; ik kreeg de eerste dagen weinig hoogte van hem. Hij waarschijnlijk ook van mij, maar naarmate de trip vorderde groeide er toch iets moois tussen ons. Waarschijnlijk mede doordat er een paar moeilijke beslissingen genomen moesten worden, waar ‘mijn’ groep geweldig mee omging. Het moet gezegd - met zo’n groep NVWS-ers kun je overal terecht.

De dag nadat we aankwamen stond gepland om een waarneemlocatie voor de eclips te zoeken; een groepje van drie personen (Peter Bus, Jan Maarten Winkel en ikzelf) zouden samen met Danie op expeditie om voor de groep een geschikte locatie te vinden.
We vertrokken om een uur of acht met ons zessen (Monique de Kock, de vriendin van Jan Maarten, en Atze Herder gingen ook mee) in de Landcruiser van Danie. We besloten om niet naar het Westen te rijden, wat onze eerste planning was geweest, vanwege de slechte toestand van de wegen, maar pal noordelijk te gaan, richting Landless Corner, dat pal op de centrale lijn lag. Naarmate de rit vorderde begon langzaam het idee te komen dat het vanwege de drukte (Amerikanen, Japanners etc.) misschien niet zo’n slecht idee was om niet tussen die mafkezen te gaan zitten maar enige kilometers ten zuiden daarvan. In alle rust. Het mooiste zou zijn dat we ergens in een stil dorpje de eclips samen met de lokale bevolking konden beleven…. Ik had het daar de dag van tevoren al met Robert van Kempen, de Nederlandse agent van West Coast, over gehad, maar die gaf me weinig hoop. Dat zou beslist niet makkelijk te regelen zijn.

We reden vroeg door het centrum van Lusaka, alwaar op de doorgaande weg een tiental Zambianen locale kranten verkochten aan passerende automobilisten. De krantenkoppen logen er niet om: "Eclipse tourists flood Lusaka" en "11,000 pour in for eclipse". Het zou beslist een gekkenhuis worden donderdag. Met in mijn achterhoofd nog de files in West-Europa van 11 augustus 1999 besloot ik dat er donderdag vroeg vertrokken zou worden: vóór 7 uur ’s ochtends. De weg die vanuit Lusaka naar het Noorden liep verkeerde in goede staat. We zagen ten westen van ons redelijk flinke heuvels en we besloten te gaan kijken of het mogelijk was om op één van die heuvels met de groep de eclips te kunnen waarnemen.

Op een gegeven moment zagen we een weg die op de hoofdweg uitkwam en die leek te lopen naar een heuvel op een aantal kilometers afstand. Deze weg sloegen we in – hij zou makkelijk terug te vinden zijn want aan de kant van de weg stond een levensgrote houten pop. Een magische plek dachten we (later bleek het gewoon reclame te zijn van iemand die van die houten poppen maakte).
De weg die we ingeslagen hadden was niets meer dan een veredeld karrenspoor. Danie kwam er met de Landcruiser makkelijk door – af-en-toe reden we zelfs over boompjes heen. Na enige tijd stopte Danie, we kwamen bij een soort riviertje waar we niet verder konden. Danie is echter voor geen kleintje vervaard, en via een kleine omweg konden we onze tocht voortzetten. We naderden de heuvel en zagen dat voor de heuvel een nederzetting lag, ronde huizen met dagen van een soort riet. We stapten uit en keken om ons heen. De grond was vlak en niet lang geleden afgebrand.

We keken elkaar aan - dit leek niet slecht. Wat zou de afstand tot de centrale lijn zijn? Peter ging meteen met zijn GPS aan de slag. Hij had aan de hand van de voorspellingen van Fred Espenak een zgn. eclipsgrid gemaakt. Hiermee was het mogelijk om aan de hand van een simpele kaart (waarop, eenvoudig gezegd, de coördinaten waren aangebracht) af te lezen hoeveel seconden totaliteit te verwachten was.
Terwijl Peter hiermee bezig was zag ik, we waren de nederzetting tot op ca. 100 meter genaderd, dat onze komst niet onopgemerkt was gebleven. De dorpsbewoners sloegen ons vanaf een afstandje gade en begonnen te dansen en te zingen. Mogelijk van de zenuwen, of zou het zijn om boze blanke geesten af te weren? Welnee, dit was het derde millennium. Waarschijnlijk vonden ze het leuk dat er zes blanken de moeite hadden genomen naar hun dorpje te komen kijken. In een flits realiseerde ik me dat dit toch eigenlijk wel heel bijzonder was; een ontmoeting tussen twee totaal verschillende culturen. Bijeen gebracht door een op handen zijnde kosmisch schouwspel. En ik maakte daar deel van uit – dat had ik me nog nooit gedachten over gemaakt. Ik liep naar het dorpje en stak mijn rechterhand op ten teken van begroeting, ik moest opeens aan Captain Kirk van de USS Enterprise denken "We come in peace", en sprak de historische woorden "Hello", terwijl ik mijn hand uitstak. De grootste man, de vrouwen hadden zich wat teruggetrokken, zette een stap naar voren, beantwoordde mijn uitgestoken hand en zei "Hello". Ziezo, het ijs was gebroken.

Het hele dorp was inmiddels uitgelopen, (veelal) jonge vrouwen, een flink aantal kinderen en een paar jonge mannen. Het bleken broers te zijn; in de nederzetting woonde één familie, de familie Bulayayi-Kaunda. Het dorpje heette Chibébé (of Chiwéwé - beide schrijfwijzen worden gebruikt). Het hoofd van de familie was vrachtwagenchauffeur, hij reed veel op Kongo.
Hij moest overigens een druk leven hebben; hij onderhoudt in zijn eentje het hele dorp en is in het gelukkige bezit van zes vrouwen, waar hij op moment van de eclips al negen kinderen bij had (de tiende op komst, maar daarover later meer).
Ik legde de mannen uit waarom we bij hun dorpje uit waren gekomen. De eclips zei hen niet veel, maar ze wisten wel dat het gevaarlijk voor je ogen kon zijn. Hierop hadden we al geanticipeerd door aan te kondigen dat we eclipsbrillen voor hen zouden meenemen. Mat Drummen had namelijk via Stichting ‘de Koepel’ een hele voorraad eclipsbrillen (nog van 1999) meegenomen, en ik had via een oproep in het personeelsblad van DSM ook veel eclipsbrillen binnengekregen. Daarenboven zouden we voor de vrouwen eten (macaroni, rijst etc.) meenemen en voor de kinderen schriften, potloden, liniaaltjes etc. Zo wisten we zeker dat we op een positieve wijze iets voor het dorp konden doen; als je geld geeft loop je het risico dat de mannen van het dorp er drank van kopen.
Na een uitleg over de zonsverduistering vroeg ik of ze het leuk zouden vinden of wij donderdag de verduistering bij hen zouden waarnemen. Dat was geen enkel probleem: we mochten gaan en staan waar we wilden….

De heuvel die de reden was waarom we bij het dorpje waren uitgekomen stak als een enorme puist boven het landschap uit. We besloten hem te beklimmen. Boven gekomen, na een stevige klimpartij met de mannen van het dorp, hadden we weliswaar een mooi uitzicht, maar de heuvel was te zeer begroeid om er nuttig gebruik van te maken. Jammer, maar zo’n klauterpartij met een veelheid aan apparatuur is ook geen lolletje.
We liepen achter elkaar terug naar beneden, de mannelijke Zambianen voorop, dan Atze, Peter en ik, en daar weer achter een vrouwtje van het dorp die water ging halen. Op haar rug in een draagband een dochtertje van 4 maanden.
Zo op een rijtje lopen was wel koddig, het had iets koloniaals. Atze en Peter droegen allebei een cowboyhoed, en ik moest onwillekeurig aan Indiana Jones denken toen ik ze voorbij zag lopen.

In het dorpje waren Jan Maarten en Monique uitgenodigd op de thee en kregen zo een unieke gelegenheid de echte sfeer van Zambia te proeven.

Peter bepaalde inmiddels aan de hand van zijn grid dat we toch nog behoorlijk ten zuiden van de centrale lijn zaten, maar dat de te verwachten totaliteitsduur 3m30s zou zijn.
We keken elkaar aan en knikten. Dit was het; voor de sfeer 10 seconden opofferen? Graag.

We namen afscheid van de dorpsbewoners; Danie vroeg nog de beste weg terug naar de hoofdweg. De mannen wezen een andere weg aan dan waarover we gekomen waren, want dat was helemaal geen weg, en terug op de hoofdweg moesten we constateren dat dat toch wel een beter begaanbare weg was dan die waarover we gekomen waren.
We waren al vroeg terug in ons kamp; en konden de deelnemers voorleggen waar we de eclips wilden gaan waarnemen. Voor wie op Eureka wou blijven; dat kon ook.

’s Avonds in de kroeg van Eureka kwamen we een Nieuw-Zeelander tegen (Kiwi’s noemen die zichzelf) die overduidelijk te veel op had en op ruzie uitwas - een echte verveeloor. Toen hij met mij één of ander vreemd spelletje wilde doen (zout door je neus opsnuiven, vervolgens een glas tequila in een teug leegdrinken en dan een stuk limoen in je oog uitknijpen) paste ik daarvoor (Ger, dat is hèt bewijs dat ik niet ladderzat was !) en besloot de tent op te zoeken.

Later die nacht hebben we twee van ons naar bed kunnen dragen; koning alcohol had toegeslagen. Ik zal de verdere details hier niet uit de doeken doen, maar gelachen hebben we wel. In de groep van Theo Jurriens had ook iemand stevig aan Bacchus geofferd. Hij was met zijn zatte kop op en over zijn tent gevallen die nu helemaal op zijn kant lag. Ik heb het niet gezien en helaas heeft niemand er een foto van genomen.

Naar de markt van Lusaka.

Wat kun je beter de dag voor de eclips doen dan wat rond te slenteren? We gingen in twee groepen naar Lusaka; samen met Monique en Jan Maarten ging ik met de laatste groep mee. Ik wou nog wat ansichtkaarten versturen, de markt van Lusaka bekijken en kijken hoeveel toeristen we tegenkwamen.

Over de ansichtkaarten kan ik kort zijn; die hadden ze niet. Uiteindelijk heb ik op straat een paar van bananenbladeren zelfgemaakte kaarten gekocht, er een briefje bij geschreven voor vrouw en kinderen, en vervolgens deze met eclipspostzegels verstuurd.

Ook over de toeristen kan ik kort zijn: behalve mensen van onze eigen groep en van de groep van Theo Jurriens hebben we eigenlijk niemand gezien. Alleen een Zuid-Afrikaanse filmploeg die bij een brillenwinkel de stormloop op eclipsbrilletjes filmde. Dat was niet te filmen! Wat een complete gekte. Ook op straat waren eclipsbrillen te koop. De prijs steeg met de minuut; op het laatst werden ze voor omgerekend 16 gulden (7 Euro) te koop aangeboden.

De markt daarentegen was een belevenis. De paden tussen de kramen waren bij het begin van de markt nog behoorlijk breed. Naarmate je dichter bij het centrum van de markt kwam werden deze steeds smaller, terwijl de mensendichtheid niet afnam. Wie van tevoren had gedacht dat we snel en eenvoudig even over de markt konden kuieren, had het mis.
We vielen nogal op, en al snel werden we (bij het openbaar toilet) aangesproken door de lokale bevolking. Waar we vandaan kwamen, wat we kwamen doen (O ja, zonsverduistering), wat is dat eigenlijk een zonsverduistering, hoe moeten we kijken naar een zonsverduistering?
Alras stond een groep van meer dan 50 Zambianen om ons heen terwijl we met ons drieën met handen en voeten en stukjes karton sterrenkundeles gaven. Het was een hele bijzondere ervaring en we moesten ons losrukken uit de menigte.
De markt van Lusaka leeft, de geuren van brouwseltjes die op vuurtjes staan te pruttelen (het rook heerlijk, maar met de eclips in het vooruitzicht durfden we niet te proeven), de hitte, de geur van vers en minder vers fruit, de blikken van honderden en honderden mensen, de geluiden van lachende kooplui, het fluisteren met zachte stemmen door prachtig uitgedoste vrouwen, het geluid van het verkeer op de achtergrond, de rook van de kookpotjes en de barbecue, het geluid van glazen die met thee worden gevuld, de priemende blikken, het aanraken door vele handen, het nagalmen van vele vragen.
Tijdens de kuiertocht over de markt gebeurde het wederom keer op keer dat we uitleg moesten geven, maar we deden het graag, hoewel het toch wel lastig wordt als de paden erg smal zijn.
Na verloop van tijd begonnen we toch wel een beklemd gevoel te krijgen, temeer daar een aantal door het bier geverfde jongemannen vond dat we ze een aandenken moesten geven in de vorm van geld, we maakten ons los uit de massa en zochten weer de straten op. Wat een ervaring!

’s Avonds trad er bij de camping een Zambiaanse dansgroep op. We hebben met verbazing staan kijken hoe ongelooflijk lenig die mensen zijn. Daarnaast hebben ze een gevoel voor ritme wat onbeschrijfelijk is…. om jaloers op te worden.
Terug in de tent viel ik vrij gemakkelijk in slaap. Morgen zou het gebeuren!

De dag dat het twee keer licht werd - de dag van de ECLIPS!!!

De dag begon al vroeg omdat ik bang was dat er om en nabij Lusaka vanwege de eclips heel veel verkeer zou zijn. Het was me de 19e al duidelijk geworden dat het in Lusaka behoorlijk druk kon zijn en ik wilde niet het risico lopen in de file te komen met een groep van ruim 40 personen. Een aantal van ons besloot de verduistering op Eureka waar te nemen, o.a. Bert van Dijk en Erin van der Velden, vanwege de enorme hoeveelheid apparatuur die zij bij zich hadden.
We vertrokken dus al erg vroeg en er was geen kip op de weg. So far so good.

Over het weer maakten we ons geen enkele zorgen meer; de lucht was blauw. De gevreesde Gûti (bestaat die eigenlijk wel in de vorm zoals Fred Espenak hem beschrijft?) was blijkbaar op vakantie. We waren al voor achten bij het dorpje Chibébé ("ons dorpje") en de bewoners stonden ons al op te wachten. De woordvoerder sprak mij aan en uit zijn gebrekkig Engels begreep ik dat de baas van het dorp, de eerder genoemde vrachtwagenchauffeur, afwezig was, maar dat de woordvoerder van de baas van het dorp de opdracht had gekregen om ons geld te vragen voor het feit dat wij in hun dorp gingen waarnemen.
Ik legde hem uit dat we eclipsbrilletjes hadden meegenomen, eten hadden meegenomen en schrijfattributen voor de kinderen van het dorp en dat we dat gaven als blijk van dankbaarheid. Ik straalde uit dat het geven van geld niet ter discussie stond, en ik heb hem er verder niet meer over gehoord.

Na het uitdelen van de brilletjes werden de bewoners voorgelicht over het op handen zijnde spektakel. Ik legde in het Engels uit wat er zou gebeuren, en de woordvoerder vertaalde dit in het Zambiaans. Toen ik vertelde dat het bij het begin van de totaliteit donker zou worden veroorzaakte dit een enorme hilariteit onder met name de vrouwen van het dorp. Wellicht ging men zodra het donker werd naar bed. Dat lag ook wel voor de hand want er was geen elektriciteit in het dorp.

Na de uitleg besloot ik me op de termietenheuvel naast het dorp terug te trekken om, met alle tijd van de wereld, mijn apparatuur op te stellen. Ik had drie ijzers in het vuur: een Konica 16 mm fisheye, een Minolta 400 mm met 2x converter en een Sony Digital8 camcorder. Deze stonden alle drie naast elkaar opgesteld zodat ik weinig hoefde te bewegen tijdens het plaatjes schieten, ook had ik de poten van het statief zo neergezet dat ik niet over kon struikelen. Ik deelde de heuvel met Peter Bus, die een Sony F-505V digitale fotocamera bij zich had en een Canon T70 die automatisch foto’s maakte, en Atze Herder die ook in het bezit was van een Sony F-505V, net als Peter. Vanaf onze heuvel hadden we een mooi uitzicht op de omgeving en we zouden de aardschaduw mooi moeten zien aankomen en weggaan.

De groep verspreidde zich over de omgeving; sommigen gingen in het dorp staan, anderen zaten op het veld achter onze heuvel en weer anderen stonden in de schaduw van een enorme boom met uitzicht op het dorp en de eclips; met andere woorden het dorp was gepositioneerd tussen hen en de verduisterde zon. Thomas Kuipers en Govert Schalk hadden net als Peter, Atze en ik zich opgesteld op een termietenheuvel, een 200 meter ten noorden van ons. Bob Hogeveen en Boelie Boelens hadden de rust opgezocht - ik heb ze pas weer na de verduistering gezien.

De meegenomen eclipsbrilletjes vlogen weg, op een gegeven moment waren we door onze brilletjes heen en begonnen we al onze eigen brilletjes weg te geven.
Onze aanwezigheid ging in de loop van de dag als een lopend vuurtje door de omgeving want van de omliggende dorpen kwamen ook al dorpelingen om eclipsbrillen vragen.

De tijd kroop voorbij, alle tijd voor voorbereiding, het ging er erg relaxed aan toe. Stress was ons onbekend, maar wat wil je ook, de lucht was knalblauw. Met hier en daar wat rookpluimpjes die hun ontstaan vonden in het feit dat men hier de grond na de oogst platbrandde om hem zo weer vruchtbaar te maken. De pluimpjes kwamen echter niet hoger dan zo’n 10 graden boven de horizon en vormden derhalve geen bedreiging. Ons veld was eerdaags al platgebrand, wat duidelijk zichtbaar was aan de verkoolde resten van lange grashalmen. Mijn broek was er zichtbaar zwart van geworden…. die wordt nooit meer schoon dacht ik nog (niet weten dat ze in Victoria Falls geweldig konden wassen; hij kwam als nieuw terug). Het was trouwens een handige broek; met afritsbare pijpen en vééééééél zakken. Twee zaten op de kuiten - daar had ik mijn anti-muggenmiddel ingestopt. Toen ik even op mijn knieën ging zitten om iets aan een statief bij te regelen: pfffrrrt; op het flesje met antimug geknield dat vervolgens in mijn kuitzak explodeerde. Wat een smerige vette zooi; wel totaal geen last gehad van muggen (wat een stank zeg).

In de loop van de ochtend, het zal tegen een uur of twaalf geweest zijn, slenterde ik door het dorpje en keek bij één van de hutjes naar binnen, binnen waren twee vrouwen aan het werk, eentje was zwanger. Ik informeerde of ik binnen mocht komen, maar dat mocht pas als het hutje schoongemaakt was. Aldus geschiedde en toen mocht ik plaatsnemen op een bank die rondom tegen de muur van het ronde hutje was gemaakt. In het midden was een haardvuur waarop iets stond te pruttelen. Er was nauwelijks enige huisraad, maar wat opviel was dat een deel van de muur volhing met borden. Deze borden waren beschilderd, waarschijnlijk door de vrouwen zelf.
Ik dacht bij mezelf dat het toch wonderbaarlijk was dat mensen met zo weinig bezit toch zo’n gelukkige indruk maakten. En om de vragende gezichten die op mij gericht waren te bedienen informeerde ik vriendelijk naar de toestand van de zwangere dame.
Ze begreep niet goed wat ik bedoelde en schreeuwde iets naar buiten. Een vriendin kwam aangelopen, die volgens eigen zeggen niet goed Engels sprak, maar wel een beetje. Ik informeerde nogmaals, maar mijn interesse in de gezondheid van de zwangere vrouw werd opgevat als interesse in het ongeboren kind. Dat had ik natuurlijk ook, maar de vrouwen dachten dat ik de baby wilde hèbben…. Dat was geen moment bij me opgekomen en ik haastte me dit te ontkrachten, maar dat was ook geen sterke zet, want ze begrepen er niets van. Ik besloot toen maar over de zonsverduistering te gaan praten. In elk geval één onderwerp waar ik goed met de vrouwtjes in Zambia over kan praten…..

Toen ik eindelijk me uit deze netelige situatie had ontworsteld, en met een diepe zucht het hutje verliet liep er net een klein meisje zingend voorbij.
Alleraardigst, en ik vertelde haar dat ze mooi zong. Haar moeder hoorde dat, maar begreep mij verkeerd. Even later stonden een aantal meisjes naast elkaar op een rijtje liedjes voor mij te zingen, terwijl ik al dansend (als kinderen zo mooi zingen kun je het beste je waardering uiten door te gaan dansen; dans is universeel) video-opnames maakte.

Wat een dag was het aan het worden.

Ik was nog maar net terug op onze heuvel (die door de anderen het ‘Commandocentrum’ werd genoemd) toen Giena van de Weg - Trip me terugriep. De burgemeester was gearriveerd. O jee dacht ik, hier komen de autoriteiten, en ging weer de heuvel af. Bij het dorp stond een oude man met een stok in iets wat op een kostuum moest lijken. De burgemeester bleek 61 jaar te zijn en had zijn beste kleren aangetrokken om de buitenlanders te begroeten. Ik putte mij in dankbetuigingen en gaf hem mijn eigen eclipsbril. Daarna moest ik met hem op de foto.

Het zal niet veel later geweest zijn toen zich weer drie mannen aandienden bij Wilma van der Voort, die een iets vooruitgeschoven positie had ingenomen. Één van deze heren bleek de ‘Chief’ van de omgeving te zijn - blijkbaar de landeigenaar. Hij was boos, erg boos. Waar haalden wij het recht vandaan zomaar op zijn land te gaan staan zonder hem om toestemming te vragen; we moesten maar oprotten.
Dit dreigde de verkeerde kant op de gaan, dus ik liet iemand Danie halen. Ik legde de ‘Chief’ uit dat wij ons van geen kwaad bewust waren, en dat je niet iemand kunt waarschuwen als je niet van zijn bestaan afweet. In mijn gedachten had ik me al voorgenomen niet te zullen vertrekken en was er van overtuigd dat hij het niet zo hoog zou opspelen, desnoods was ik bereid keiharde US-dollars te overleggen als bewijs van onze goede bedoelingen. Zover kwam het niet: mijn woorden maakten indruk en een aantal eclipsbrilletjes deden de rest. We konden blijven en Danies inzet was verder niet nodig.

De verduistering kwam er aan - eerste contact! Het spel was op de wagen; naarmate de verduistering vorderde werd het licht scherper, het licht kreeg een vreemde tint - sommigen noemden het blauwig; ikzelf ervoer het als goud – en kort voor het tweede contact begon ik met filmen. De laatste 20 seconden voor T2 kon ik mijn ogen niet van de zon afhouden, het zonlicht door de maandalen te zien schijnen - één voor één verdwenen de laatste zonnestralen, was betoverd. Een enorm mooi gezicht. Hierdoor heb ik de vliegende schaduwen gemist; de mensen die in het dorp stonden hebben ze overduidelijk gezien; Boelie Boelens heeft ze zelfs gefilmd op een wit laken dat door Erna Prillwitz was meegenomen.
De totaliteit – wat moet ik er van zeggen? Misschien moet ik mezelf citeren, woorden die ik zei toen ik door mijn 8x30 Zeiss Deltrintem naar de eclips keek. ‘Wat is dit ongelooflijk mooi …… wat is dit .. ongelooflijk ….. mooi’ waren mijn woorden die ik met een van emotie trillende stem uitsprak. De hemel om ons heen was prachtig - bruin/goudkleurig aan de horizon, en tinten van donkerblauw en groen aan de hemel. Jupiter was heel goed zichtbaar, voor de rest heb ik niet op andere hemellichamen gelet.
Een totaliteit duurt altijd te kort.
Het derde contact kondigde zich alweer aan, en het zonlicht knalde tevoorschijn. Het werd die dag voor de tweede keer dag. Schitterend was te zien hoe naar het oosten toe de maanschaduw wegstoof.
De spanning was gebroken - Peter zei ‘nou, hiervoor zijn we helemaal naar Afrika gekomen - we kunnen gaan’ - het doel, waar ik meer dan een jaar aan had gewerkt was bereikt. De NVWS-eclipsreis had haar belangrijkste doelstelling gehaald.
Dat moest gevierd worden, Atze ging een pilsje halen, maar kwam terug met de mededeling dat al het bier op was, waarschijnlijk waren de dorpelingen getrakteerd. Niet prettig, maar de eclips was gelukt.
Tussen T3 en T4 is de spanning weggevloeid, en je ondergaat dat deel van de verduistering dus heel anders. Sterker nog; bijna iedereen was al aan het inpakken geslagen. Op het commandocentrum bleven we, net als Ger Stoffer in het dorp, tot het laatst toe actief. Zo konden we ook T4 filmen om ook dat tijdstip te kunnen bepalen.

Terug op weg naar Eureka bleek het enorm rustig op de weg, daar waar ik een enorme chaos had verwacht, wel reden de Zambianen toeterend door de straten; blij dat het weer licht was geworden. Een raar gevoel maakt zich van je meester - de eclips is geweest. De spanning van de afgelopen zal hier nooit meer voelbaar zijn; Lusaka was weer een normale Afrikaanse stad; Zambia was weer een normaal land. Maar ik, ik zou nooit meer normaal kunnen zijn, ik had een totale zonsverduistering gezien….

De rest van de dag verliep als in een roes; een dolgelukkig reisgezelschap. ’s Avonds ben ik nog met Arno Hendriks Franssen tot in de kleine uurtjes op stap geweest in de openlucht disco van Eureka.

De barre tocht van Eureka Camp (Lusaka, Zambia) naar Nyamepi Camp in Mana Pools National Park (Zimbabwe)

Met enige vertraging, ongeveer anderhalf uur, veroorzaakt doordat de accu van de auto van Andrew (een oude Magirus Deutz waar volgens mij Rommel nog in gereden had, want er lag me toch een rotzooi in) leeg was, waarna met hulpkabels en een hoop vonken (Jan Boonstra: "Ik heb laatst een schroevendraaier verspeeld op een accu") toch leven in de auto kwam. Op de weg van Eureka Camp Site naar Lusaka viel me al op dat Andrew door pompend remmen de auto tot stilstand moest brengen. Normaal doe je dat alleen bij glad wegdek, maar daar was geen sprake van, dus ik hoopte al op weinig verkeer de rest van de dag. Dat ging dus mis. Midden in Lusaka bij een groen stoplicht had de auto voor ons, een witte Toyota Corolla, problemen met optrekken. Dat ging niet. Wij hadden problemen met remmen. Dat ging niet.
En zo gaf onze truck midden in Lusaka een witte personenwagen een kusje op de kont – zeg maar gerust, een stevige pakkerd.
Het bleek nog een lesauto te zijn ook.
Op naar het politiebureau, een groot lichtblauw gebouw, met een groot hek er omheen. Veel tuinmannen, dat wel. Navraag leerde dat deze tuinmannen bandieten waren die een straf moesten uitzitten. Andrew ging naar binnen met de rijschoolhouder en zijn passagiers en wij klommen uit de truck, strekten onze benen, en Bert van Dijk en Erwin van der Velden togen de stad in om een paar kranten te halen. Wat zouden de Zambiaanse kranten schrijven over de eclips?
Na lange tijd verscheen Andrew met een politieagent. We moesten naar de Shoprite, een soort Albert Heijn, want daar was de rest van de groep inkopen doen, aangezien we een 5-tal dagen niet meer in beschaafd gebied (lees: een gebied met levensmiddelenwinkels) zouden komen. De groep sloeg flink voorraad in … vooral Mosi Pils en Coca Cola bleken uiterst populair. Wijn minder, want dat was niet te betalen. Omgerekend fl. 30,- (13,50 Euro) voor een wijntje dat je in Nederland voor fl. 4,- (1,80 Euro) koopt.
Omdat de politieambtenaar Andrew in de gaten moest houden, nam hij mijn plaats in naast Andrew, en mocht ik plaatsnemen in de gehavende lesauto. Wat een scenario, wie had ooit kunnen bedenken dat ik in Lusaka in een Zambiaanse lesauto zou zitten?
Naar de Shoprite, Danie Wessels ingelicht, Mosi en Coca Cola ingekocht voor Peter Bus en mezelf, gezamenlijk met Erna Prillwitz het winkelwagentje gedeeld, en terug naar het politiebureau. Het was inmiddels kwart over twaalf - we hadden om halfnegen willen vertrekken….
Uit het politiebureau kwam Andrew met een lang gezicht. Wat was er gebeurd? De politie had gezien dat Andrew een truck met toeristen reed, en toeristen zijn synoniem voor geld!
De truck mocht niet vertrekken voordat de rechtszaak was geweest. ‘Ja, maar dat gaat niet. Wij moeten naar Mana Pools!’ wierp Andrew tegen. ‘Ach zo - hoeveel geld heb je bij je?’, opperde de bureaucraat, ‘Zo en zoveel’ antwoordde Andrew eerlijk. ‘Let’s have it then’, sprak de corrupte bureaucraat. Andrew werd geripped, en wij konden gaan.
Terug in de truck foeterde Andrew terecht op de onbeschrijflijke corruptie. ‘They took everything … Dollars…. Rands….. every last penny.’ (Uiteindelijk heeft dit grapje West Coast al met al US$ 10.000 gekost.) Je vroeg je af wie de echte criminelen waren. Ik moest aan een boek denken, de schrijver is me ontschoten (was het George Orwell ?), over een gekkenhuis, waar de doktoren de patiënten waren, en andersom.
We konden gaan. Vaarwel Lusaka - bedankt voor je mooie klimaat en je vriendelijke burgers.

De weg naar Chirundu, alwaar we de grensrivier Zambesi zouden oversteken, en zo Zimbabwe zouden binnengaan, was een belangrijke levensader voor niet allen Zambia, maar ook voor de landen ten noorden van Zambia. Heel veel goederen die uit Zuid-Afrika dieper Afrika in worden getransporteerd berijden deze weg.
De staat van de weg laat zich het beste omschrijven als een Nederlandse 80 km-weg, waarover vreselijk veel zwaar vrachtverkeer gaat, en waar al in geen jaren fatsoenlijk onderhoud is gepleegd. Toch zou het kwalitatief één van de beste wegen van Zambia blijken te zijn.
Ik ben niet bang aangelegd, ik had een rotsvast geloof in het vakmanschap van Andrew, maar gezien de remeigenschappen van de truck, en de situaties die we onderweg meemaakten ben ik toch bang geweest. In gedachten zag ik al 'Occultus' (het tijdschrift van de werkgroep Sterbedekkingen) verschijnen met een zwart omrande voorplaat.
Voor ons viel op een helling een wagen met hout helemaal stil. Andrew ‘SSHHIITT’ begon pompend te remmen, maar het was duidelijk dat we dat nooit zouden halen… met een uiterste krachtsinspanning maakte Andrew een manoeuvre waardoor we net naast de wagen met hout stil kwamen. Bijna niemand achterin had het in de gaten, maar Andrew en ik keken elkaar aan en zuchtten tegelijkertijd heel diep. ‘We need a Whisky when we arrive’ zei Andrew. ‘A double’ antwoordde ik.

We kwamen veel pechgevallen tegen. Bijna allemaal trucks - sommige verlaten, sommige met een sip kijkende chauffeur zittend op een steen ernaast. Wachtend op …. Ja, waarop eigenlijk? Één truck, beladen met benzine, had het midden op de weg begeven, wij moesten erlangs, maar er was weinig ruimte. Links erlangs was langs een afgrond, rechts erlangs was langs een rotsmuur. We kozen het laatste en reden er behoedzaam omheen. Waren we iets later geweest dan hadden we met een tweetal trucks geladen met zwavelzuur om voorrang moeten twisten. Zover kwam het gelukkig niet.

Op een gegeven moment werden we ingehaald door een donkerrode personenwagen die ons met enorme snelheid passeerde. ‘Die zien we nooit mee terug’ zeiden we tegen elkaar. Die wagen zagen we een half uur later wèl terug, in de berm, liggend op zijn dak, helemaal kapot ….verongelukt. Talloze Zambianen stonden er omheen….

Het landschap was prachtig, oude bergen helemaal begroeid met bomen, schitterende vergezichten. De oversteek van de Kafue rivier was adembenemend mooi - een breed blauw lint door een groene wereld. Magnifiek. Ik heb de passage gefilmd ….. ‘Wouw’ riep ik.

We naderden Chirundu, en dat merkte je door de enorme hoeveelheid vrachtwagens aan de kant van de weg. Het waren er honderden, misschien wel duizenden. Overal waar je keek stonden vrachtwagens, er tussendoor liepen straathandelaren die van alles en nog wat probeerden te verkopen.

De Zambiaanse douane bleek een peulenschilletje; stempeltje halen en wegwezen. Dat ging prima en redelijk snel. Alle trucks waren bij elkaar en ook de groep van Theo Jurriens was in de buurt. Toen naar Zimbabwe, via de brug over de ‘mighty Zambesi-river’, een ongelooflijk klein bruggetje, voor zoveel verkeer. Er mocht maar één truck tegelijk op rijden, ik begon te begrijpen hoe de enorme obstipatie van trucks in Chirundu is ontstaan. Nadat we de Zambesi, qua grootte de vierde rivier van Afrika, over waren moeste we ons melden bij de Zimbabwaanse Douane. Als we geluk hadden konden we snel doorrijden naar Mana Pools, en de zonsondergang boven de Zambesi bekijken.
We moesten eerst een formulier invullen, toen kregen we bij het loket te horen dat we geen multiple visum konden krijgen, maar alleen een ‘double visum’ á raison van US$ 45. Waarom niet was onduidelijk - ik neem aan om de toeristen extra geld uit de zak te kloppen. (Uiteindelijk bleken we ook toe te kunnen met een dubbel visum; dus de pijn was niet groot.) We moesten wéér een formulier invullen, waarin we moesten vermelden wat we allemaal meenamen aan apparatuur en drank (oeps….. is het aan een maximum verbonden? Ja? Even kijken …… oh… zoveel hebben we niet bij ons) en geld.
Sommigen vroegen een verkeerd formulier aan en moesten weer terug in de rij.
Inmiddels kwamen de andere trucks en de TTT-groep (Theo’s Tourism Tours) ook in de rij staan, en de rij groeide met de seconde. De Zimbabwanen bleven rustig met één loketje en ontelbare formulieren doorwerken - dit kon nog wel eens lang gaan duren.
Pieter Kramer schijnt nog geïnformeerd te hebben bij de Manager (een soort opperbureaucraat) of er niet nog een extra loket open kon, dan zou het allemaal sneller gaan. De Manager zei dat Pieter gelijk had - er ging echter géén extra loket open.
Buiten was er genoeg te zien - er liepen talloze apen rond; bavianen die overal op en inklommen. Deze beesten (in Zuid Afrika worden ze Bobbejanen genoemd – nu weten jullie ook hoe Bobbejaanland aan zijn naam komt - Bobbejaan Schoepen, je zal maar zo heten) zijn razend snel, zijn uiterst brutaal en hebben een enorm gebit met lange scherpe tanden. Ze houden zich goed staande en bedelen bij elke truck. Hongersnood kennen ze niet.

Uiteindelijk bleek iedereen van onze truck het gewenste visum te hebben behaald en konden we als eersten van het reisgezelschap vertrekken. De weg in Zimbabwe was in zeer goede staat en kaarsrecht. De toegangsweg naar Mana Pools bleek een gravelroad, maar verkeerde in goede staat. Mana Pools had een dag eerder wereldfaam gekregen vanwege het feit dat CNN daar was neergestreken met een cameraploeg om de eclips te filmen, maar toen wij een dag later aankwamen was daar niets meer van te merken.

De Zon begon akelig laag aan de hemel te staan - we hadden veel tijd verloren in Lusaka en bij de grens, die zonsondergang boven de Zambesi konden we schudden, althans vandaag. Op een bruggetje over een opgedroogde rivierbedding hadden we plots een redelijk uitzicht over de westelijke horizon en konden we genieten van de laagstaande en ondergaande zon. Terug in de truck - racen naar ons kamp - links en rechts snel donker wordende bossen. Opeens achter in de truck: ‘ik heb een olifant gezien!!!!’ Annemieke Drummen, de dochter van Mat, en de jongste deelnemer van de reis, ontwaarde een olifant. Er zouden er nog vele volgen.
Opeens voor in de truck: "Daar de Maan!" Een ragfijn maansikkeltje stond, redelijk hoog, aan de hemel - recht voor ons, in het verlengde van de weg; haast occult. Ik zeg wel ‘stond’, maar eigenlijk ‘lag’ het sikkeltje. De Maan gaat namelijk heel vreemd onder op 17°ZB voor iemand die op 51° NB woont. ‘Stoppen Andrew’. Wij uitstappen, verrekijkers en fotocamera’s gereed, en binnen 30 uur na de eclips wordt de Maan opnieuw volledig platgeschoten. Een prachtig gezicht, zo’n maansondergang.
Hop, weer de truck in en verder naar Nyamepi. Het werd pikke, pikkedonker buiten. Door de ramen heen tuurden we naar Mars, het Zuiderkruis en alpha- en bèta Centauri. Na een reis die oneindig scheen te duren arriveerden op het kamp. Het was inmiddels 8 uur geworden, en het was erg donker, en wij waren hongerig. De sterrenhemel was adembenemend, het was erg helder. Het zodiakaallicht viel gewoon op - je kon het niet missen. Dit was wat je noemt Donker Afrika.

Terwijl ons groepje zich stond te vergapen aan de Sterrenhemel, was Danie Wessels koortsachtig aan het regelen dat de overige trucks Mana Pools nog binnen konden. Na 8 uur was het park namelijk dicht, maar de overige trucks zaten nog vast bij de Zimbabwaanse grens, en uitgerekend in deze trucks zaten de tenten en de keukenequipement. Uiteindelijk arriveerden na tienen alle trucks - dit grapje had Danie weer een hoop steekpenningen gekost.

Mana Pools.

Die avond zijn er heldendaden verricht: door de crew van Danie die in het donker alle tenten hebben opgezet, door de catering die toch nog een fatsoenlijke maaltijd voor iedereen in elkaar improviseerden en door de NVWS-ers, die noch de crew noch de catering voor de voeten liepen.

Robert van Kempen heeft deze avond ons gewezen waar de wasgelegenheden waren; het zag er redelijk luxe uit (voor Afrikaanse begrippen dan): geen licht, maar wel warm water. De dames hadden zelfs beschikking over een bad.

Wilde beesten schijn je in overvloed te hebben in een wildpark. Robert waarschuwde voor Nijlpaarden (die consequent Hippo’s worden genoemd - een veel leukere naam overigens. Hippo’s dus in het vervolg) die kwamen wel eens tot dicht bij het kamp en, vooral, hyena’s. Dit kwamen, naar verluidt, op de campingsite om tussen het afval te wroeten. Verder waren er nog apen die er met je uitgewassen kleren, die je op de lijn hing om te drogen, vandoor gingen.
Het grappige aan hyena’s was dat die ook in bierblikjes beten. Een grap was om een vol blikje ergens neer te leggen, als je dan midden in de nacht ‘krak, psssjjjt’ hoorde, dan wist je dat er een hyena aan de zuip was.
Hyena’s in het kamp, tussen de tenten. Ja - dat zal wel. Standaardverhalen om de toerist schrik aan te jagen. Otto Regelink was als een van de laatsten gearriveerd en had het verhaal van Robert over de wilde beesten niet meegekregen. Ik legde hem het kort uit en voegde er aan toe dat het plassen gewoon in de vrije natuur achter de tent kon gebeuren.
Dat kwam goed uit, want Otto moest toevallig juist.
Even later komt Otto lijkbleek terug. "Zeg, wat grappig dat jij dat net vertelde over die hyena’s," zei hij enigszins bedremmeld. "Kom ik achter de tent sta ik plotseling oog in oog met een heel groot beest." Ik kon er wel om lachen, Otto wat minder en nam maar een Mosi om bij te komen.

Die nacht zat ik met Jacques Pennings nog na te kletsen over de enerverende reis tot dan toe, de rest was naar bed - kapot van de reis, toen we een merkwaardig geluid hoorden.
Jacques scheen naar waar het geluid vandaan scheen te komen en we zagen twee lichtjes die in onze richting keken. Even later zagen we beweging achter de klapstoeltjes. We vonden het tijd om te gaan slapen. In mijn bed hoorde ik scheurende geluiden van vuilniszakken. Hyena’s... in het kamp!!
Voortaan zouden de vuilniszakken in de keukentent bewaard worden.

Een gamedrive is een merkwaardige gebeurtenis, maar wel aardig. Je ziet de wilde dieren van een grotere afstand dan in de dierentuin, maar doordat je ze in hun natuurlijke habitat ziet is de totaal indruk veel mooier dan in welke dierentuin dan ook. Ik had me nooit een indruk kunnen maken van wat een ‘bush’ is. Nu weet ik het, een ‘bush’ is een bos. En Mana Pools heeft wel wat weg van de Veluwe. Mijn ‘Out of Africa’ ideeën slaan niet op een ‘bush’ maar op een savanne, en die heb je niet in Mana Pools.
Leeuwen en andere katachtigen? Niet gezien, jammer, maar wel gehoord! ’s Nachts, en nog redelijk in de buurt ook.
Apen wel; in de bomen van ons kamp huisden kapucijneraapjes - leuke beesten. In elk geval niet zo onaardig ogend als Bobbejanen.
Er was ook een kleine molslang - hij was bij Elly Hoogewerf en Marijke de Jong in de tent gekropen. We hebben hem er uit gehaald en de vrijheid teruggegeven.

Deze avond hebben we met een klein groepje aan de oever van de Zambesi de maansondergang bekeken. Welnu, dat is ‘awesome’. Het verschijnsel laat zich gelukkig redelijk beschrijven (en ook fotograferen). Ik moest denken aan de film ‘Fantasia’ van Walt Disney. Daar zit een stuk in, tijdens ‘de nacht op de kale berg’ van Moessorgski, waarbij de duivel met twee rode spleetogen over de berg kijkt. Welnu zo ziet de maansondergang er ook uit. De maan is op een gegeven moment zover onder dat je alleen de hoorns nog kunt zien.

Later die avond (en nacht) kon er worden waargenomen.
Ikzelf besloot mijn verrekijkertje mee te nemen en wat foto’s te nemen met mijn fisheye.
Later op de avond stond Mars in het Zenit. Bij het optillen van mijn statief zag ik, mijn ogen waren goed gewend aan de duisternis, tot mijn stomme verbazing een lichte schaduw op de grond. De schaduw van Mars! Al die verhalen over dat Venus een schaduw wierp geloofde ik wel, dat had ik zelf ook al eens gezien, maar verhalen dat Jupiter en Mars hetzelfde konden, dat had ik altijd met een korrel zout genomen.
Formidabel, het kon dus echt!
Ik heb een vakantie gehad waarbij ik dus de schaduw heb zien werpen door de Zon, de Maan, Venus en Mars.
Apropos, mensen die zeggen dat de Melkweg op het Zuidelijk Halfrond zo helder is dat deze op zich al een schaduw werpt, moeten zich eens proberen voor te stellen hoe je deze schaduw van een diffuus object eruit zou moeten zien…

De volgende dag hielden we het rustig, de ochtend-game-drive liet ik voor wat het was. De Zambesi was op zich al mooi genoeg. Peter en ik sjouwden wat door Nyamepi en hoorden plotseling een hoop kabaal, niet mooi meer. Eropaf! Een stelletje Bobbejanen was onderling aan het knokken! Een buitenkansje, camera in de aanslag, en gezamenlijk stormden we in de richting vanwaar het geluid kwam. We waren te laat, de Bobbejanen waren uitgebakkeleid en hadden zich uit de voeten gemaakt, op een paar na die bij de verbrandingsinstallatie van Nyamepi tussen de vuilnis wroetten op zoek naar iets eetbaars. Wat een puinhoop….wat maken mensen toch een rotzooi overal waar ze komen, zelfs in dit paradijs was al een vieze, stinkende vuilnisbelt.
Maar wat zagen we daar langs een gebouwtje sluipen? Een slang, en wat voor één! Een prachtig gekleurde groene met een mooie kop en een oranje tong. Een Engelse toeriste was bij ons - een echte snob. "Ooh, is that a snake?", vroeg de illuminated being. "It’s a Garden Snake", zei Peter met gevoel voor humor. De dame hield blijkbaar niet van slangen, en dat buitte ik uit door haar te vertellen dat er een slang in één van de tenten was geweest. Tot mijn genoegen walgde ze ervan.

We liepen verder, en na verloop van tijd ontwaarden we de kapucijneraapjes (die achteraf Meerkatten bleken te zijn), die blijkbaar van boom tot boom zwierven. Het waren leuke beesten, waarvan de mannetjes merkwaardigerwijze mintgroene kloten hadden. Een heel merkwaardig gezicht; je probeert je dan voor te stellen hoe dat er bij jezelf uitziet, maar dat valt niet mee en uiteindelijk ook tegen. Er waren een paar kleine aapjes bij en die vonden ons wel interessant. Opeens begon het te regenen, ik keek omhoog en zag een urinerende aap die ons besproeide. We waren bezeikt! Getverdemme.

Die middag maakte ik mijn laatste gamedrive, ik vond het wel prima zo. Het was wel leuk hoor, daar niet van, maar voor de tweede achtereenvolgende dag had ik de zonsondergang misgelopen. Geen zonsondergang, maar daar stond tegenover dat we wederom konden genieten van een prachtige maansondergang. De duivel loerde wederom over de bergen. De astrofotografen onder ons hadden een kraal gemaakt van waar uit zij veilig konden fotograferen; het werd die nacht weer een latertje voor ze.

De dagen verliep als een idyllische droom; ik kan me er nog weinig van herinneren. Luieren, luieren, luieren, af-en-toe een plaatje schieten.

Verdraaid …. een buffel in het kamp! Iedereen alert, iedereen fototoestel pakken, iedereen buffel schieten. De platgeschoten buffel vond het allemaal prima en kuierde langzaam weg.

Inmiddels waren er toch aanzienlijke problemen ontstaan met de watertoevoer. De pomp die het water van de Zambesi naar de watertanks pompte had het begeven. Er was, zo bleek achteraf, een vis in terechtgekomen. Het maakte de situatie toch wel enigszins precair. Niet alleen waren de dames-WC’s verstopt - ik riep iedereen op ze te gaan zoeken - maar er was ook geen water om te douchen.
Was er helemaal geen water? Jawel; Reinier Ott tipte mij op de aanwezigheid van een paar afgelegen douches die nog wel water hadden. Hij kwam er zojuist onder vandaan.
Ik nam mijn toilettas en liep naar de douches; waarachtig - er was water! Het water stroomde lustig uit de douchekop. Het was dan wel geen echt warm water, maar het kon er mee door. En je werd er schoon van.
Nadat ik eerst me rijkelijk had laten benatten, besloot ik mijn haren te wassen. Vrolijk ingesmeerd en zacht zingend liet ik het water over mijn lichaam naar het afvoerputje lopen. Hé, het lijkt wel of de druk van het water afneemt.
Drup…drup…drup………drup………………….drup………………………..drup…………………………………
wel GVD - het zal toch niet waar zijn?
Het was waar – het water was op, en daar stond ik met een schuimend hoofd vol shampoo. Afgedroogd, aangekleed, afgedropen. Jeuk op mijn hoofd, jeuk, jeuk. Vreselijk. Een dag later was de pomp gerepareerd.

’s Avonds eindelijk de zonsondergang kunnen zien, al krabbend, dat wel.
Ook weer naar de maansondergang gekeken; rondschijnend met een zaklamp zag we lichtende ogen ons aanstaren……hyena’s!

Die bleven in de buurt; iemand uit de groep - ik zal niet verklappen wie - kwam er eentje tegen, schrok zich een aap, en het was nodig om middels whisky weer wat moed in te drinken.
Met enige moeite lukte het hem uiteindelijk in zijn tent te komen.
Zonder enige moeite lukte het een hyena uit de keukentent te komen toen ik hem betrapte bij het rondsnuffelen. Het beest schrok enorm en maakte dat hij weg kwam. Ik kon er smakelijk, volgens enkelen een beetje te luidruchtig, om lachen.

Waar ik niet om kon lachen was het probleem waar Danie me mee confronteerde. Volgens schema hadden we naar Matusadona moeten gaan, maar aangezien de weg deels was weggespoeld in de regentijd, en ondanks toezeggingen van de Zimbabwaanse autoriteiten niet hersteld, hadden we een reis van 12 tot 14 uur voor de boeg. Deze dag zouden we kwijt zijn met reizen, evenals de dag die bestemd was voor de reis van Matusadona naar Kariba. Danie had Matusadona al betaald, dus we konden gaan, ik hoefde het maar te zeggen, maar hij vond het niet verstandig. Zijn alternatief was één extra dag in Mana Pools blijven, en één dag bivakkeren op een camping aan het meer van Kariba. Ik besloot het de groep voor te leggen en open kaart te spelen - de mening van de groep zou zwaar wegen in mijn uiteindelijke beslissing; gelukkig was uiteindelijk iedereen voor Danies voorstel. Ik realiseerde me terdege dat er mensen teleurgesteld zouden zijn, maar dat zij dat uit solidariteit met de groep niet openlijk zouden uiten. Zoals ik al zij; het was een klasse groep mensen.

Overigens bezegelden we hiermee het lot voor TTT - de beslissing van onze groep zou voor Danie ook bepalend zijn voor deze groep. TTT bleef onze reis volgen en ging ook niet naar Matusadona. Onze reis was sowieso luxueuzer, in ons reisplan zat nog een overnachting in een super-de-luxe hotel, terwijl zij een dag extra zouden kamperen.

Kariba

Het is misschien niet aardig om te zeggen, het is zeker afgezaagd, maar de kloof tussen arm en rijk is enorm. Stel je voor; je komt in een super-de-luxe hotel aan het meer van Kariba. Vlakbij is een jachthaven met boten, zo enorm luxueus, het lijkt Monaco wel. En een paar kilometer verderop verkopen vrouwtjes zelfgemaakte (?) wandkleden voor een paar dollar, verkopen mannen zelfgemaakte (?) beeldjes voor een habbekrats. Het was blijkbaar een slechte tijd voor toeristen in Zimbabwe, want de handelswaar werd smekend aangeboden. Een schrijnend verschil – terugkijkend nog veel schrijnender dan het contrast dat wij westerlingen vertoonden met de bewoners van Chibébé. Waarom? Die enorme boten waren van de blanke inwoners van Zimbabwe. Ik begon iets te begrijpen van de haat tegen de blanke rijke boeren - waarmee ik trouwens niet het geweld goedkeur.

Dan het Caribean Bay Hotel; ongelooflijke luxe, zoals reeds gezegd. Een weldaad na de kampeeravonturen in Eureka en Nyamepi. En vooral … tijd om een frisse duik in één van de twee zwembaden te nemen, en om daarna lekker in bad te gaan.

De duik in het zwembad nam een onfortuinlijke wending toen Erna uitgleed en op haar pols terechtkwam. ‘O jongens, ik heb mijn pols gebroken’, zei ze heel nuchter. Eerste hulp van (vooral) Danie wees uit dat de pols niet gebroken was. (Terug in Nederland bleek het helaas wel degelijk gebroken te zijn.)

Het lekker in bad gaan bleek niet mee te vallen - this is Africa, you know. Nee, er was water, dat was het probleem niet; het probleem zat hem in de sleutel.
Peter was een ommetje aan het maken en ik deed vlug wat sokken en onderbroeken uitwassen onderwijl liet ik het bad vollopen. Terwijl ik de was buiten ophing hoorde ik een zachte klik. De deur was dicht gevallen en ik had de sleutel niet op zak. Peter opgespoord - ‘Nee, ik heb de sleutel niet, die ligt op de kamer.’ Naar de receptie voor de reservesleutel van de kamer. Ze zouden er met een minuut op tien zijn. ‘Ja, maar schiet wel op, want het badwater loopt!’, zei ik nog. Na twintig minuten was er nog niemand - weer naar de receptie. Er was iemand onderweg! Maar die was ik misgelopen omdat elke kamer twee ingangen had, een vooringang en een achteringang. Na een half uur was het duidelijk geworden dat de reservesleutel niet paste. Er moest nu iemand gehaald worden die een loper had. En al die tijd bleef het badwater doorlopen…..
Na pakweg 50 minuten stoof ik de badkamer op ….. gelukkig liep de kraan met een piemelstraaltje (this is Africa, you know); ik kon er nog makkelijk bij. Even relaxen.

Een dag later zouden we via Zambia naar Victoria Falls rijden; het was wederom een lange tocht die wederom voor enkelen van ons zeer lang zou duren. Één van de trucks broke down, kapotte versnellingsbak, en het was aan Danie himself te danken dat ze goed aankwamen, voor het sluiten van de grens tussen Zambia en Zimbabwe. Het zal wel weer de nodige steekpenningen gekost hebben….

Onze truck moest tijdens deze reis bij de grens ook de meest vreemde belastingen betalen. Bij Livingstone, de grens tussen Zambia en Zimbabwe, ging het bijna helemaal mis. Andrew moest een merkwaardige belasting betalen, maar hij had geen geld. Hij probeerde te regelen met de douanier dat Danie het bedrag zou betalen - dat die inmiddels uren achter lag - wist hij niet. De douanier leek dat niet van plan, en besloot dat we de grens niet overkwamen. Dit werd me te gortig, die vreselijke bureaucratie en dito corruptie kwam me de strot uit. Ik sprong uit de auto en sprak de man boos aan. ‘Look here, we are from the ROYAL Dutch Astronomy Association and are late for an appointment in Victoria Falls. There is a lot of attention from the Dutch media for our trip and several people will not be pleased when they hear we’ve had problems entering Zimbabwe.’
De man schrok, keek om zich heen of er nergens camera’s te zien waren - natuurlijk niet, maar wist hij veel -, en maakte plotseling een erg onzekere indruk, terwijl ik hem doordringend aan bleef kijken, terwijl Andrew een stap terug deed.
Hij wreef door zijn gezicht, ging opzij, en zei, zonder dat hij mij durfde aan te kijken, ‘It’s ok, You can go now’.
Pfoe; dat was een partijtje blufpoker geweest, dat godzijdank goed was afgelopen.
Dat ROYAL - dat had het hem gedaan, daar ben ik van overtuigd.

Victoria Falls

Mosi a tunya ; donderende rook. Superlatieven schieten te kort.

Je moet het gewoon gezien hebben; neem de commercie er omheen op de koop toe.

Onderga Vic Falls; ga onder in Vic Falls.

Allereerst de watervallen. Ik heb ze alleen van de Zimbabwaanse kant gezien; niet goedkoop (20US$ of een hoeveelheid Zim$ equivalent aan 12US$), maar dan krijg je ook wat te zien. De Zambiaanse kant was beduidend goedkoper - 5 US$.
Peter en ik hebben de watervallen kort na zonsopkomst gezien; het kleurenspel van de spray van de watervallen met de laagstaande zon was toverachtig. Het geluid ook overigens; de hoeveelheid water immens. (Alsof heel Afrika tegelijk de WC doortrekt.)
Rare effecten overigens; op de ene plaats bleef je kurkdroog, terwijl je als je een paar meter opschoof in een stortbui van water stond. Heel maf.

Er waren nog andere activiteiten te over.
Voor fl. 60,- kon je met een heliumballon aan een kabel omhoog naar 120 meter om de watervallen te zien. Erg leuk; je kon ook een helikoptervlucht maken of (o griezel) bungee-jumpen (Arno heeft het gedaan!); deze activiteiten waren erg duur, te duur vond ik zelf. Wat we met de hele groep gedaan hebben was op de laatste avond een boottocht gemaakt op de Zambesi - een zogenaamde sunsetcruise. Een rustig, ontspannend tochtje met gratis hapjes en drankjes.

Handel met handige jongens - ruilhandel werkt prima, maar US$ beter. Leuke authentieke Afrikaanse markten waar je als westerling uitgenodigd wordt dingen te kopen die je eigenlijk helemaal niet nodig hebt.
Ik heb er een stoel gekocht; kreeg er gratis een houtworm bij, zo bleek maanden later in Nederland. Hoe ging dat in zijn werk?
HB (Henk Bril): ‘How much is that chair?’
HH (Handige Handelaar): ’60 US$ sir.’
HB: ‘I wasn’t thinking about money - I have something much better’ Laat een mini-zaklamp zien. ‘Explosion Proof!’
HH: ‘Let me see it…… okay, 45 US$ and this lamp.’
HB: ‘No …. too much.’
HH: ‘What did you have in mind?’
HB: ‘The lamp and 10US$.’
HH: ‘That is not enough; 35 US$.’
HB: ‘15?’
HH: ‘You know I like you - this is a nice chair. We make it a nice package for you in the plane. 30 US$ and the lamp."
HB: ‘You know I like you too – I don’t need it packaged. I’ll just take it as it is for 20 US$ and the lamp.’
HH: ‘Let me think. How about 25US$?’
HB: ‘No sorry."
HH: ‘You have some Zim$ to add - 500?’
HB: ‘Sorry – I have only 150Zim$.’
HH: ‘Let me think; the lamp, 20US$ and 150Zim$ …… it’s deal.’
HB: ‘It’s a deal.’
Ik kreeg de stoel mee in een plastic zakje van de Spar!
Aan het einde van de markt werd ik ingehaald door een paar kornuiten van de HH. Of ik nog even 5 US$ wilde betalen voor het inpakken……ik legde ze vriendelijk doch beslist uit dat de deal gesloten was, dat ik vond dat ze een mooie prijs hadden gekregen, en dat ze niet moesten zeuren over inpakken, want dat hadden ze niet gedaan. Een prettige dag verder. Ze gingen zonder morren weer terug naar de markt - ach, het was te proberen geweest.
En ik vond het een mooie stoel, en hij zit heerlijk ... de houtworm heb ik vergiftigd, die had ik er toch maar gratis bij gekregen.

Terug naar huis!

Op de terugweg naar Nederland in Johannesburg nog een mooie stunt uitgehaald. Terwijl we moesten inchecken voor de vlucht - bij de balie liep een man rond met een geel vestje aan, ‘Ramp Coordinator’ stond er op te lezen; dat voorspelde weinig goeds – kwamen we in gesprek met een bekakte, met goud beladen (Winston Bogarde is er niets bij) Zuid-Afrikaanse mevrouw van tegen de 70. Ze ging naar Londen; haar zoon was daar hartchirurg. (Ik vermoedde al zoiets.) Waar kwamen wij vandaan? O, Nederland. Daar had ze wel eens van gehoord, hadden wij niet van die mooie bloemenvelden? Inderdaad, die hadden we. Goh, nou moesten we haar toch eens vertellen wat we met die bloembollen deden als de bloemen waren uitgebloeid. Slik - Otto en ik keken elkaar aan. Goeie vraag eigenlijk, maar dat terzijde.
‘Nou mevrouw, dat is heel simpel. Die eten we op!’
‘Smaken net als uien.’
Ze slikte het als zoete koek!

In Londen gebeurde er iets vreemds, op het laatste moment werd er een "gate-change" omgeroepen voor onze vlucht. Heathrow is een vreselijk (en/of) groot vliegveld. Ik had slecht geslapen in het vliegtuig, eigenlijk helemaal niet, en had geen zin om te lopen.

Erna was bij me in de buurt en had last van haar arm; ik vond het vreselijk dat ze dat stuk zou moeten lopen. Ik hield een gemotoriseerd karretje aan en legde uit dat we een 'injured passenger' hadden, of ze mee mocht op het karretje. Dat was geen probleem - ik ging er als begeleider bij zitten en Erna en ik werden naar de gate gereden onderweg menig verbluft kijkende medereiziger passerend.

Op Schiphol aangekomen bleek de "gate-change" catastrofaal te hebben uitgepakt voor onze bagage; slechts 25% was met ons aangekomen. De rest was zoek; bijna alles werd in de dagen die volgden thuis afgeleverd, maar sommigen wachten nog steeds op een tas of koffer.

Nadat iedereen zijn vermissing had opgegeven, met de trein naar huis - Urs en de jongens stonden me al op te wachten op het station van Sittard.
‘Goh’, zei Urs, ‘Wat ruik je gek.’
‘Tsjah’, zei ik met een mysterieuze glimlach, ‘that is Africa!’

Artikeltje in 'de Limburger' van 19 juli 2001 - "Een vette fooi".

Met een groep amateur‑sterrenkundigen bezocht ik Zambia en Zimbabwe voor de zonsverduistering van 21 juni jl. De laatste dagen van de vakantie verbleven we in een hotel in Victoria Falls. Tijdens het verblijf bleek het moeilijk achter de officiële wisselkoers van de Zimbabwaanse dollar te komen. De officiële koers was, naar verluidt, 50 Zim$ voor 1 US$. De balie van het hotel echter gaf 80Zim$ voor 1 US$, terwijl de ober achter de bar van het hotel een koers gaf van 100 Zim$ voor 1 US$. In het stadje Victoria Falls echter kon je op straat geld wisselen waarbij de koers 130Zim$ voor 1 US$ was, maar dat gebeurde dan met een hoop heen en weer handelen zodat je moest oppassen voor een wisseltruc. Ik hield me dus maar bij de wisselkoers van de ober – boter bij de vis, of beter gezegd bij het bier ‑ en als hij het zou wagen me te besodemieteren kon je in elk geval bij het hotelmanagement je beklag doen. Toen ik met een vriend over het station van Victoria Falls slenterde, realiseerde hij zich bij het passeren van een wisselloket (koers 60 Zim$ voor 1 US$), dat hij nog wat Nederlands geld wilde omwisselen. Een vriendelijke jongeman sprak hem aan net op het moment dat hij het wisselloket wilde aandoen. Hij vertelde dat je daar beter geen geld kon wisselen, want hij wist een kantoortje dat een veel betere koers gaf. Hij bracht ons naar een obscuur gebouwtje waar hij met mijn vriend binnenging, Even later kwam die terug met 1400 Zim$ die hij had gekregen voor 50 gulden. "Een betere koers dan op het station", mompelde hij. "Nou, dan heeft die jongen wel een fooi verdiend", redeneerde ik, "want je hebt zo'n 260 Zim$ winst. Ik zou hem 100 Zim$ geven." Mijn vriend, een Groninger, was blijkbaar onder de indruk de behulpzaamheid. Hij keek me aan en zei: "Ach wat, ik geef hem 1000", en voegde de daad bij het woord. De behulpzame jongeman nam vriendelijk lachend de 1000 Zim$ in ontvangst en maakte zich enigszins haastig uit voeten. Ik keek mijn vriend verbluft aan. "Ben je Sinterklaas of zo?" "Hoezo?", vroeg hij. "Je wisselt voor 50 gulden. Bij het station had je 1140 Zim$ gehad, bij de ober in het hotel 1900 Zim$ en hier wissel je om en kom je met 1400 Zim$ naar buiten. Als dank voor de 260 Zim$ winst geef je vervolgens 1000 Zim fooi." Mijn vriend werd bleek, draaide zich om, en rende weg. Ik heb nog nooit een Groninger zo hard achter een Zimbabwaan zien aanrennen.
(dit stukje is gepubliceerd in ‘de Limburger’ van zaterdag 19 juli 2001 in een artikel over ‘ervaringen met vreemde valuta’; mijn vriend heeft de 1000 Zim$ van de jongen terug gekregen en een normale fooi gegeven.)

Erwin van der Velden is op 27 september 2005 overleden aan een hartstilstand. -terug-
Danie Wessels is op 24 december 2008 overleden aan de gevolgen van diabetes. -terug-
Moge zij rusten in vrede.

Start | 2001 Jun 21 | Verslag 2001 | 2002 Dec 04 | Verslag 2002 | 2003 Nov 08/09 | 2005 Oct 03 | 2006 Mar 29 | Verslag 2006 | 2009 Jul 22