reacties ? henk@astrobril.nl |
||
08-02-2009 |
|
Chibébé, Zambia, 21
juni 2001 - REISVERSLAG ECLIPSREIS NVWS NAAR ZAMBIA/ZIMBABWE 17 juni -1 juli 2001. ‘THIS IS AFRICA’ (titel bedacht door Annemieke Drummen) Verslag van Henk Bril (versie 8 december 2001, correcties 23 januari 2005, aanvulling 15 januari 2009). Inleiding. Ik heb het voorrecht mogen genieten reisleider te zijn geweest van de grote NVWS-eclipsreis naar Zambia en Zimbabwe. De reis is een enorme ervaring geworden - met vele hoogtepunten. Mijn verslag zal niet de volledige reis kunnen beslaan; daarvoor zou het verhaal te lang worden. Ik zal derhalve volstaan met beschrijvingen van een aantal gebeurtenissen op dagen die mij zullen bijblijven. Het zoeken en vinden van de waarneemplaats. Danie Wessels is de Managing Director van
West Coast Overland, maar stel hem niet voor als een gearriveerde zakenman.
Daar lijkt hij niet op. Danie laat zich het best vergelijken met Steve, een
Australiër die op Discovery Channel de meest waanzinnige stunten uithaalt.
De reis van onze groep en de reis van de groep van Theo Jurriens laat zich
ook omschrijven als een waanzinnige stunt. Achteraf zegt Danie zelf ook dat
hij in de twee weken dat hij met deze groepen op stap was meer heeft geleerd
dan in al die jaren daarvoor. De dag nadat we aankwamen stond gepland om
een waarneemlocatie voor de eclips te zoeken; een groepje van drie personen
(Peter Bus, Jan Maarten Winkel en ikzelf) zouden samen met Danie op
expeditie om voor de groep een geschikte locatie te vinden. We reden vroeg door het centrum van Lusaka, alwaar op de doorgaande weg een tiental Zambianen locale kranten verkochten aan passerende automobilisten. De krantenkoppen logen er niet om: "Eclipse tourists flood Lusaka" en "11,000 pour in for eclipse". Het zou beslist een gekkenhuis worden donderdag. Met in mijn achterhoofd nog de files in West-Europa van 11 augustus 1999 besloot ik dat er donderdag vroeg vertrokken zou worden: vóór 7 uur ’s ochtends. De weg die vanuit Lusaka naar het Noorden liep verkeerde in goede staat. We zagen ten westen van ons redelijk flinke heuvels en we besloten te gaan kijken of het mogelijk was om op één van die heuvels met de groep de eclips te kunnen waarnemen. Op een gegeven moment zagen we een weg die
op de hoofdweg uitkwam en die leek te lopen naar een heuvel op een aantal
kilometers afstand. Deze weg sloegen we in – hij zou makkelijk
terug te vinden zijn want
aan de kant van de weg stond een levensgrote houten pop. Een magische plek
dachten we (later bleek het gewoon reclame te zijn van iemand die van die
houten poppen maakte). We keken elkaar aan - dit leek niet
slecht. Wat zou de afstand tot de centrale lijn zijn? Peter ging meteen met
zijn GPS aan de slag. Hij had aan de hand van de voorspellingen van Fred
Espenak een zgn. eclipsgrid gemaakt. Hiermee was het mogelijk om aan de hand
van een simpele kaart (waarop, eenvoudig gezegd, de coördinaten waren
aangebracht) af te lezen hoeveel seconden totaliteit te verwachten was. Het hele dorp was inmiddels uitgelopen,
(veelal) jonge vrouwen, een flink aantal kinderen en een paar jonge mannen.
Het bleken broers te zijn; in de nederzetting woonde één familie, de familie
Bulayayi-Kaunda. Het dorpje heette Chibébé (of Chiwéwé - beide schrijfwijzen
worden gebruikt). Het hoofd van de familie was vrachtwagenchauffeur, hij
reed veel op Kongo. De heuvel die de reden was waarom we bij
het dorpje waren uitgekomen stak als een enorme puist
boven het landschap uit. We
besloten hem te beklimmen. Boven gekomen, na een stevige klimpartij met de
mannen van het dorp, hadden we weliswaar een mooi uitzicht, maar de heuvel
was te zeer begroeid om er nuttig gebruik van te maken. Jammer, maar zo’n
klauterpartij met een veelheid aan apparatuur is ook geen lolletje. In het dorpje waren Jan Maarten en Monique uitgenodigd op de thee en kregen zo een unieke gelegenheid de echte sfeer van Zambia te proeven. Peter bepaalde inmiddels aan de hand van
zijn grid dat we toch nog behoorlijk ten zuiden van de centrale lijn zaten,
maar dat de te verwachten totaliteitsduur 3m30s zou zijn. We namen afscheid van de
dorpsbewoners; Danie vroeg nog de beste weg terug naar de hoofdweg. De
mannen wezen een andere weg aan dan waarover we gekomen waren, want dat was
helemaal geen weg, en terug op de hoofdweg moesten we constateren dat dat
toch wel een beter begaanbare weg was dan die waarover we gekomen waren. ’s Avonds in de kroeg van Eureka kwamen we een Nieuw-Zeelander tegen (Kiwi’s noemen die zichzelf) die overduidelijk te veel op had en op ruzie uitwas - een echte verveeloor. Toen hij met mij één of ander vreemd spelletje wilde doen (zout door je neus opsnuiven, vervolgens een glas tequila in een teug leegdrinken en dan een stuk limoen in je oog uitknijpen) paste ik daarvoor (Ger, dat is hèt bewijs dat ik niet ladderzat was !) en besloot de tent op te zoeken. Later die nacht hebben we twee van ons naar bed kunnen dragen; koning alcohol had toegeslagen. Ik zal de verdere details hier niet uit de doeken doen, maar gelachen hebben we wel. In de groep van Theo Jurriens had ook iemand stevig aan Bacchus geofferd. Hij was met zijn zatte kop op en over zijn tent gevallen die nu helemaal op zijn kant lag. Ik heb het niet gezien en helaas heeft niemand er een foto van genomen. Naar de markt van Lusaka. Wat kun je beter de dag voor de eclips doen dan wat rond te slenteren? We gingen in twee groepen naar Lusaka; samen met Monique en Jan Maarten ging ik met de laatste groep mee. Ik wou nog wat ansichtkaarten versturen, de markt van Lusaka bekijken en kijken hoeveel toeristen we tegenkwamen. Over de ansichtkaarten kan ik kort zijn; die hadden ze niet. Uiteindelijk heb ik op straat een paar van bananenbladeren zelfgemaakte kaarten gekocht, er een briefje bij geschreven voor vrouw en kinderen, en vervolgens deze met eclipspostzegels verstuurd. Ook over de toeristen kan ik kort zijn: behalve mensen van onze eigen groep en van de groep van Theo Jurriens hebben we eigenlijk niemand gezien. Alleen een Zuid-Afrikaanse filmploeg die bij een brillenwinkel de stormloop op eclipsbrilletjes filmde. Dat was niet te filmen! Wat een complete gekte. Ook op straat waren eclipsbrillen te koop. De prijs steeg met de minuut; op het laatst werden ze voor omgerekend 16 gulden (7 Euro) te koop aangeboden. De markt daarentegen was een belevenis. De
paden tussen de kramen waren bij het begin van de markt nog behoorlijk
breed. Naarmate je dichter bij het centrum van de markt kwam werden deze
steeds smaller, terwijl de mensendichtheid niet afnam. Wie van tevoren had
gedacht dat we snel en eenvoudig even over de markt konden kuieren, had het
mis. ’s Avonds trad er bij de camping een
Zambiaanse dansgroep op. We hebben met verbazing staan kijken hoe
ongelooflijk lenig die mensen zijn. Daarnaast hebben ze een gevoel voor
ritme wat onbeschrijfelijk is…. om jaloers op te worden. De dag dat het twee keer licht werd - de dag van de ECLIPS!!! De dag begon al vroeg omdat ik bang was
dat er om en nabij Lusaka vanwege de eclips heel veel verkeer zou zijn. Het
was me de 19e al duidelijk geworden dat het in Lusaka behoorlijk
druk kon zijn en ik wilde niet het risico lopen in de file te komen met een
groep van ruim 40 personen. Een aantal van ons besloot de verduistering op
Eureka waar te nemen, o.a. Bert van Dijk en Erin van der Velden, vanwege de
enorme hoeveelheid apparatuur die zij bij zich hadden. Over het weer maakten we ons geen enkele
zorgen meer; de lucht was blauw. De gevreesde Gûti (bestaat die eigenlijk
wel in de vorm zoals Fred Espenak hem beschrijft?) was blijkbaar op
vakantie. We waren al voor achten bij het dorpje Chibébé ("ons dorpje") en
de bewoners stonden ons al op te wachten. De woordvoerder sprak mij aan en
uit zijn gebrekkig Engels begreep ik dat de baas van het dorp,
de eerder genoemde vrachtwagenchauffeur, afwezig was, maar dat
de woordvoerder van de baas van het dorp de
opdracht had gekregen om ons geld te vragen voor het feit dat wij in hun
dorp gingen waarnemen. Na het uitdelen van de brilletjes werden de bewoners voorgelicht over het op handen zijnde spektakel. Ik legde in het Engels uit wat er zou gebeuren, en de woordvoerder vertaalde dit in het Zambiaans. Toen ik vertelde dat het bij het begin van de totaliteit donker zou worden veroorzaakte dit een enorme hilariteit onder met name de vrouwen van het dorp. Wellicht ging men zodra het donker werd naar bed. Dat lag ook wel voor de hand want er was geen elektriciteit in het dorp. Na de uitleg besloot ik me op de termietenheuvel naast het dorp terug te trekken om, met alle tijd van de wereld, mijn apparatuur op te stellen. Ik had drie ijzers in het vuur: een Konica 16 mm fisheye, een Minolta 400 mm met 2x converter en een Sony Digital8 camcorder. Deze stonden alle drie naast elkaar opgesteld zodat ik weinig hoefde te bewegen tijdens het plaatjes schieten, ook had ik de poten van het statief zo neergezet dat ik niet over kon struikelen. Ik deelde de heuvel met Peter Bus, die een Sony F-505V digitale fotocamera bij zich had en een Canon T70 die automatisch foto’s maakte, en Atze Herder die ook in het bezit was van een Sony F-505V, net als Peter. Vanaf onze heuvel hadden we een mooi uitzicht op de omgeving en we zouden de aardschaduw mooi moeten zien aankomen en weggaan. De groep verspreidde zich over de omgeving; sommigen gingen in het dorp staan, anderen zaten op het veld achter onze heuvel en weer anderen stonden in de schaduw van een enorme boom met uitzicht op het dorp en de eclips; met andere woorden het dorp was gepositioneerd tussen hen en de verduisterde zon. Thomas Kuipers en Govert Schalk hadden net als Peter, Atze en ik zich opgesteld op een termietenheuvel, een 200 meter ten noorden van ons. Bob Hogeveen en Boelie Boelens hadden de rust opgezocht - ik heb ze pas weer na de verduistering gezien. De meegenomen eclipsbrilletjes vlogen weg,
op een gegeven moment waren we door onze brilletjes heen en begonnen we al
onze eigen brilletjes weg te geven. De tijd kroop voorbij, alle tijd voor voorbereiding, het ging er erg relaxed aan toe. Stress was ons onbekend, maar wat wil je ook, de lucht was knalblauw. Met hier en daar wat rookpluimpjes die hun ontstaan vonden in het feit dat men hier de grond na de oogst platbrandde om hem zo weer vruchtbaar te maken. De pluimpjes kwamen echter niet hoger dan zo’n 10 graden boven de horizon en vormden derhalve geen bedreiging. Ons veld was eerdaags al platgebrand, wat duidelijk zichtbaar was aan de verkoolde resten van lange grashalmen. Mijn broek was er zichtbaar zwart van geworden…. die wordt nooit meer schoon dacht ik nog (niet weten dat ze in Victoria Falls geweldig konden wassen; hij kwam als nieuw terug). Het was trouwens een handige broek; met afritsbare pijpen en vééééééél zakken. Twee zaten op de kuiten - daar had ik mijn anti-muggenmiddel ingestopt. Toen ik even op mijn knieën ging zitten om iets aan een statief bij te regelen: pfffrrrt; op het flesje met antimug geknield dat vervolgens in mijn kuitzak explodeerde. Wat een smerige vette zooi; wel totaal geen last gehad van muggen (wat een stank zeg). In de loop van de ochtend, het zal tegen
een uur of twaalf geweest zijn, slenterde ik door het dorpje en keek bij één
van de hutjes naar binnen, binnen waren twee vrouwen aan het werk, eentje
was zwanger. Ik informeerde of ik binnen mocht komen, maar dat mocht pas als
het hutje schoongemaakt was. Aldus geschiedde en toen mocht ik plaatsnemen
op een bank die rondom tegen de muur van het ronde hutje was gemaakt. In het
midden was een haardvuur waarop iets stond te pruttelen. Er was nauwelijks
enige huisraad, maar wat opviel was dat een deel van de muur volhing met
borden. Deze borden waren beschilderd, waarschijnlijk door de vrouwen zelf. Toen ik eindelijk me uit deze netelige
situatie had ontworsteld, en met een diepe zucht het hutje verliet liep er
net een klein meisje zingend voorbij. Wat een dag was het aan het worden. Ik was nog maar net terug op onze heuvel (die door de anderen het ‘Commandocentrum’ werd genoemd) toen Giena van de Weg - Trip me terugriep. De burgemeester was gearriveerd. O jee dacht ik, hier komen de autoriteiten, en ging weer de heuvel af. Bij het dorp stond een oude man met een stok in iets wat op een kostuum moest lijken. De burgemeester bleek 61 jaar te zijn en had zijn beste kleren aangetrokken om de buitenlanders te begroeten. Ik putte mij in dankbetuigingen en gaf hem mijn eigen eclipsbril. Daarna moest ik met hem op de foto. Het zal niet veel later geweest zijn toen
zich weer drie mannen aandienden bij Wilma van der Voort, die een iets
vooruitgeschoven positie had ingenomen. Één van deze heren bleek de ‘Chief’
van de omgeving te zijn - blijkbaar de landeigenaar. Hij was boos, erg boos.
Waar haalden wij het recht vandaan zomaar op zijn land te gaan staan zonder
hem om toestemming te vragen; we moesten maar oprotten. De verduistering kwam er aan - eerste
contact! Het spel was op de wagen; naarmate de verduistering vorderde werd
het licht scherper, het licht kreeg een vreemde tint - sommigen noemden het
blauwig; ikzelf ervoer het als goud – en kort voor het tweede contact begon
ik met filmen. De laatste 20 seconden voor T2 kon ik mijn ogen niet van de
zon afhouden, het zonlicht door de maandalen te zien schijnen - één voor één
verdwenen de laatste zonnestralen, was betoverd. Een enorm mooi gezicht. Hierdoor heb ik de
vliegende schaduwen gemist; de mensen die in het dorp stonden hebben ze
overduidelijk gezien; Boelie Boelens heeft ze zelfs gefilmd op een wit laken
dat door Erna Prillwitz was meegenomen. Terug op weg naar Eureka bleek het enorm rustig op de weg, daar waar ik een enorme chaos had verwacht, wel reden de Zambianen toeterend door de straten; blij dat het weer licht was geworden. Een raar gevoel maakt zich van je meester - de eclips is geweest. De spanning van de afgelopen zal hier nooit meer voelbaar zijn; Lusaka was weer een normale Afrikaanse stad; Zambia was weer een normaal land. Maar ik, ik zou nooit meer normaal kunnen zijn, ik had een totale zonsverduistering gezien…. De rest van de dag verliep als in een roes; een dolgelukkig reisgezelschap. ’s Avonds ben ik nog met Arno Hendriks Franssen tot in de kleine uurtjes op stap geweest in de openlucht disco van Eureka. De barre tocht van Eureka Camp (Lusaka, Zambia) naar Nyamepi Camp in Mana Pools National Park (Zimbabwe) Met enige vertraging, ongeveer anderhalf
uur, veroorzaakt doordat de accu van de auto van Andrew (een oude Magirus
Deutz waar volgens mij Rommel nog in gereden had, want er lag me toch een
rotzooi in) leeg was, waarna met hulpkabels en een hoop vonken (Jan
Boonstra: "Ik heb laatst een schroevendraaier verspeeld op een accu") toch
leven in de auto kwam. Op de weg van Eureka Camp Site naar Lusaka viel me al
op dat Andrew door pompend remmen de auto tot stilstand moest brengen.
Normaal doe je dat alleen bij glad wegdek, maar daar was geen sprake van,
dus ik hoopte al op weinig verkeer de rest van de dag. Dat ging dus mis.
Midden in Lusaka bij een groen stoplicht had de auto voor ons, een witte
Toyota Corolla, problemen met optrekken. Dat ging niet. Wij hadden problemen
met remmen. Dat ging niet. De weg naar Chirundu, alwaar we de
grensrivier Zambesi zouden oversteken, en zo Zimbabwe zouden binnengaan,
was
een belangrijke levensader voor niet allen Zambia, maar ook voor de landen
ten noorden van Zambia. Heel veel goederen die uit Zuid-Afrika dieper Afrika
in worden getransporteerd berijden deze weg. We kwamen veel pechgevallen tegen. Bijna allemaal trucks - sommige verlaten, sommige met een sip kijkende chauffeur zittend op een steen ernaast. Wachtend op …. Ja, waarop eigenlijk? Één truck, beladen met benzine, had het midden op de weg begeven, wij moesten erlangs, maar er was weinig ruimte. Links erlangs was langs een afgrond, rechts erlangs was langs een rotsmuur. We kozen het laatste en reden er behoedzaam omheen. Waren we iets later geweest dan hadden we met een tweetal trucks geladen met zwavelzuur om voorrang moeten twisten. Zover kwam het gelukkig niet. Op een gegeven moment werden we ingehaald door een donkerrode personenwagen die ons met enorme snelheid passeerde. ‘Die zien we nooit mee terug’ zeiden we tegen elkaar. Die wagen zagen we een half uur later wèl terug, in de berm, liggend op zijn dak, helemaal kapot ….verongelukt. Talloze Zambianen stonden er omheen…. Het landschap was prachtig, oude bergen helemaal begroeid met bomen, schitterende vergezichten. De oversteek van de Kafue rivier was adembenemend mooi - een breed blauw lint door een groene wereld. Magnifiek. Ik heb de passage gefilmd ….. ‘Wouw’ riep ik. We naderden Chirundu, en dat merkte je door de enorme hoeveelheid vrachtwagens aan de kant van de weg. Het waren er honderden, misschien wel duizenden. Overal waar je keek stonden vrachtwagens, er tussendoor liepen straathandelaren die van alles en nog wat probeerden te verkopen. De Zambiaanse douane bleek een
peulenschilletje; stempeltje halen en wegwezen. Dat ging prima en redelijk
snel. Alle trucks waren bij elkaar en ook de groep van Theo Jurriens was in
de buurt. Toen naar Zimbabwe, via de brug over de ‘mighty Zambesi-river’,
een ongelooflijk klein bruggetje, voor zoveel verkeer. Er mocht maar één
truck tegelijk op rijden, ik begon te begrijpen hoe de enorme obstipatie van
trucks in Chirundu is ontstaan. Nadat we de Zambesi, qua grootte de vierde
rivier van Afrika, over waren moeste we ons melden bij de Zimbabwaanse
Douane. Als we geluk hadden konden we snel doorrijden naar Mana Pools, en de
zonsondergang boven de Zambesi bekijken. Uiteindelijk bleek iedereen van onze truck het gewenste visum te hebben behaald en konden we als eersten van het reisgezelschap vertrekken. De weg in Zimbabwe was in zeer goede staat en kaarsrecht. De toegangsweg naar Mana Pools bleek een gravelroad, maar verkeerde in goede staat. Mana Pools had een dag eerder wereldfaam gekregen vanwege het feit dat CNN daar was neergestreken met een cameraploeg om de eclips te filmen, maar toen wij een dag later aankwamen was daar niets meer van te merken. De Zon begon akelig laag aan de hemel te
staan - we hadden veel tijd verloren in Lusaka en bij de grens, die
zonsondergang boven de Zambesi konden we schudden, althans vandaag. Op een
bruggetje over een opgedroogde rivierbedding hadden we plots een redelijk
uitzicht over de westelijke horizon en konden we genieten van de laagstaande
en ondergaande zon. Terug in de truck - racen naar ons kamp - links en
rechts snel donker wordende bossen. Opeens achter in de truck: ‘ik heb een
olifant gezien!!!!’ Annemieke Drummen, de dochter van Mat, en de jongste
deelnemer van de reis, ontwaarde een olifant. Er zouden er nog vele volgen. Terwijl ons groepje zich stond te vergapen aan de Sterrenhemel, was Danie Wessels koortsachtig aan het regelen dat de overige trucks Mana Pools nog binnen konden. Na 8 uur was het park namelijk dicht, maar de overige trucks zaten nog vast bij de Zimbabwaanse grens, en uitgerekend in deze trucks zaten de tenten en de keukenequipement. Uiteindelijk arriveerden na tienen alle trucks - dit grapje had Danie weer een hoop steekpenningen gekost. Mana Pools. Die avond zijn er heldendaden verricht: door de crew van Danie die in het donker alle tenten hebben opgezet, door de catering die toch nog een fatsoenlijke maaltijd voor iedereen in elkaar improviseerden en door de NVWS-ers, die noch de crew noch de catering voor de voeten liepen. Robert van Kempen heeft deze avond ons gewezen waar de wasgelegenheden waren; het zag er redelijk luxe uit (voor Afrikaanse begrippen dan): geen licht, maar wel warm water. De dames hadden zelfs beschikking over een bad. Wilde beesten schijn je in overvloed te
hebben in een wildpark. Robert waarschuwde voor Nijlpaarden (die consequent
Hippo’s worden genoemd - een veel leukere naam overigens. Hippo’s dus in het
vervolg) die kwamen wel eens tot dicht bij het kamp en, vooral, hyena’s. Dit
kwamen, naar verluidt, op de campingsite om tussen het afval te wroeten.
Verder waren er nog apen die er met je uitgewassen kleren, die je op de lijn
hing om te drogen, vandoor gingen. Die nacht zat ik met Jacques
Pennings nog na te kletsen over de enerverende reis tot dan toe, de rest was
naar bed - kapot van de reis, toen we een merkwaardig geluid hoorden. Een gamedrive is een merkwaardige
gebeurtenis, maar wel aardig. Je ziet de wilde dieren van een grotere
afstand dan in de dierentuin, maar doordat je ze in hun natuurlijke habitat
ziet is de totaal indruk veel mooier dan in welke dierentuin dan ook. Ik had
me nooit een indruk kunnen maken van wat een ‘bush’ is. Nu weet ik het, een
‘bush’ is een bos. En Mana Pools heeft wel wat weg van de Veluwe. Mijn ‘Out
of Africa’ ideeën slaan niet op een ‘bush’ maar op een savanne, en die heb
je niet in Mana Pools. Deze avond hebben we met een klein groepje aan de oever van de Zambesi de maansondergang bekeken. Welnu, dat is ‘awesome’. Het verschijnsel laat zich gelukkig redelijk beschrijven (en ook fotograferen). Ik moest denken aan de film ‘Fantasia’ van Walt Disney. Daar zit een stuk in, tijdens ‘de nacht op de kale berg’ van Moessorgski, waarbij de duivel met twee rode spleetogen over de berg kijkt. Welnu zo ziet de maansondergang er ook uit. De maan is op een gegeven moment zover onder dat je alleen de hoorns nog kunt zien. Later die avond (en nacht) kon er
worden waargenomen. De volgende dag hielden we het rustig, de
ochtend-game-drive liet ik voor wat het was. De Zambesi was op zich al mooi
genoeg. Peter en ik sjouwden wat door Nyamepi en hoorden plotseling een hoop
kabaal, niet mooi meer. Eropaf! Een stelletje Bobbejanen was onderling aan
het knokken! Een buitenkansje, camera in de aanslag, en gezamenlijk stormden
we in de richting vanwaar het geluid kwam. We waren te laat, de Bobbejanen
waren uitgebakkeleid en hadden zich uit de voeten gemaakt, op een paar na
die bij de verbrandingsinstallatie van Nyamepi tussen de vuilnis wroetten op
zoek naar iets eetbaars. Wat een puinhoop….wat maken mensen toch een rotzooi
overal waar ze komen, zelfs in dit paradijs was al een vieze, stinkende
vuilnisbelt. We liepen verder, en na verloop van tijd ontwaarden we de kapucijneraapjes (die achteraf Meerkatten bleken te zijn), die blijkbaar van boom tot boom zwierven. Het waren leuke beesten, waarvan de mannetjes merkwaardigerwijze mintgroene kloten hadden. Een heel merkwaardig gezicht; je probeert je dan voor te stellen hoe dat er bij jezelf uitziet, maar dat valt niet mee en uiteindelijk ook tegen. Er waren een paar kleine aapjes bij en die vonden ons wel interessant. Opeens begon het te regenen, ik keek omhoog en zag een urinerende aap die ons besproeide. We waren bezeikt! Getverdemme. Die middag maakte ik mijn laatste gamedrive, ik vond het wel prima zo. Het was wel leuk hoor, daar niet van, maar voor de tweede achtereenvolgende dag had ik de zonsondergang misgelopen. Geen zonsondergang, maar daar stond tegenover dat we wederom konden genieten van een prachtige maansondergang. De duivel loerde wederom over de bergen. De astrofotografen onder ons hadden een kraal gemaakt van waar uit zij veilig konden fotograferen; het werd die nacht weer een latertje voor ze. De dagen verliep als een idyllische droom; ik kan me er nog weinig van herinneren. Luieren, luieren, luieren, af-en-toe een plaatje schieten. Verdraaid …. een buffel in het kamp! Iedereen alert, iedereen fototoestel pakken, iedereen buffel schieten. De platgeschoten buffel vond het allemaal prima en kuierde langzaam weg. Inmiddels waren er toch aanzienlijke
problemen ontstaan met de watertoevoer. De pomp die het water van de Zambesi
naar de watertanks pompte had het begeven. Er was, zo bleek achteraf, een
vis in terechtgekomen. Het maakte de situatie toch wel enigszins precair.
Niet alleen waren de dames-WC’s verstopt - ik riep iedereen op ze te gaan
zoeken - maar er was ook geen water om te douchen. ’s Avonds eindelijk de zonsondergang
kunnen zien, al krabbend, dat wel. Die bleven in de buurt; iemand uit de
groep - ik zal niet verklappen wie - kwam er eentje tegen, schrok zich een
aap, en het was nodig om middels whisky weer wat moed in te drinken. Waar ik niet om kon lachen was het probleem waar Danie me mee confronteerde. Volgens schema hadden we naar Matusadona moeten gaan, maar aangezien de weg deels was weggespoeld in de regentijd, en ondanks toezeggingen van de Zimbabwaanse autoriteiten niet hersteld, hadden we een reis van 12 tot 14 uur voor de boeg. Deze dag zouden we kwijt zijn met reizen, evenals de dag die bestemd was voor de reis van Matusadona naar Kariba. Danie had Matusadona al betaald, dus we konden gaan, ik hoefde het maar te zeggen, maar hij vond het niet verstandig. Zijn alternatief was één extra dag in Mana Pools blijven, en één dag bivakkeren op een camping aan het meer van Kariba. Ik besloot het de groep voor te leggen en open kaart te spelen - de mening van de groep zou zwaar wegen in mijn uiteindelijke beslissing; gelukkig was uiteindelijk iedereen voor Danies voorstel. Ik realiseerde me terdege dat er mensen teleurgesteld zouden zijn, maar dat zij dat uit solidariteit met de groep niet openlijk zouden uiten. Zoals ik al zij; het was een klasse groep mensen. Overigens bezegelden we hiermee het lot voor TTT - de beslissing van onze groep zou voor Danie ook bepalend zijn voor deze groep. TTT bleef onze reis volgen en ging ook niet naar Matusadona. Onze reis was sowieso luxueuzer, in ons reisplan zat nog een overnachting in een super-de-luxe hotel, terwijl zij een dag extra zouden kamperen. Kariba Het is misschien niet aardig om te zeggen, het is zeker afgezaagd, maar de kloof tussen arm en rijk is enorm. Stel je voor; je komt in een super-de-luxe hotel aan het meer van Kariba. Vlakbij is een jachthaven met boten, zo enorm luxueus, het lijkt Monaco wel. En een paar kilometer verderop verkopen vrouwtjes zelfgemaakte (?) wandkleden voor een paar dollar, verkopen mannen zelfgemaakte (?) beeldjes voor een habbekrats. Het was blijkbaar een slechte tijd voor toeristen in Zimbabwe, want de handelswaar werd smekend aangeboden. Een schrijnend verschil – terugkijkend nog veel schrijnender dan het contrast dat wij westerlingen vertoonden met de bewoners van Chibébé. Waarom? Die enorme boten waren van de blanke inwoners van Zimbabwe. Ik begon iets te begrijpen van de haat tegen de blanke rijke boeren - waarmee ik trouwens niet het geweld goedkeur. Dan het Caribean Bay Hotel; ongelooflijke luxe, zoals reeds gezegd. Een weldaad na de kampeeravonturen in Eureka en Nyamepi. En vooral … tijd om een frisse duik in één van de twee zwembaden te nemen, en om daarna lekker in bad te gaan. De duik in het zwembad nam een onfortuinlijke wending toen Erna uitgleed en op haar pols terechtkwam. ‘O jongens, ik heb mijn pols gebroken’, zei ze heel nuchter. Eerste hulp van (vooral) Danie wees uit dat de pols niet gebroken was. (Terug in Nederland bleek het helaas wel degelijk gebroken te zijn.) Het lekker in bad gaan bleek niet mee te
vallen - this is Africa, you know. Nee, er was water, dat was het probleem
niet; het probleem zat hem in de sleutel. Een dag later zouden we via Zambia naar Victoria Falls rijden; het was wederom een lange tocht die wederom voor enkelen van ons zeer lang zou duren. Één van de trucks broke down, kapotte versnellingsbak, en het was aan Danie himself te danken dat ze goed aankwamen, voor het sluiten van de grens tussen Zambia en Zimbabwe. Het zal wel weer de nodige steekpenningen gekost hebben…. Onze truck moest tijdens deze reis bij de
grens ook de meest vreemde belastingen betalen. Bij Livingstone, de grens
tussen Zambia en Zimbabwe, ging het bijna helemaal mis. Andrew moest een
merkwaardige belasting betalen, maar hij had geen geld. Hij probeerde te
regelen met de douanier dat Danie het bedrag zou betalen - dat die inmiddels
uren achter lag - wist hij niet. De douanier leek dat niet van plan, en
besloot dat we de grens niet overkwamen. Dit werd me te gortig, die
vreselijke bureaucratie en dito corruptie kwam me de strot uit. Ik sprong
uit de auto en sprak de man boos aan. ‘Look here, we are from the ROYAL
Dutch Astronomy Association and are late for an appointment in Victoria
Falls. There is a lot of attention from the Dutch media for our trip and
several people will not be pleased when they hear we’ve had problems
entering Zimbabwe.’ Victoria Falls Mosi a tunya ; donderende rook. Superlatieven schieten te kort. Je moet het gewoon gezien hebben; neem de commercie er omheen op de koop toe. Onderga Vic Falls; ga onder in Vic Falls. Allereerst de watervallen. Ik heb ze
alleen van de Zimbabwaanse kant gezien; niet goedkoop (20US$ of een
hoeveelheid Zim$ equivalent aan 12US$), maar dan krijg je ook wat te zien.
De Zambiaanse kant was beduidend goedkoper - 5 US$. Handel met handige jongens - ruilhandel
werkt prima, maar US$ beter. Leuke authentieke Afrikaanse markten waar je
als westerling uitgenodigd wordt dingen te kopen die je eigenlijk helemaal
niet nodig hebt. Terug naar huis! Op de terugweg naar Nederland in
Johannesburg nog een mooie stunt uitgehaald. Terwijl we moesten inchecken
voor de vlucht - bij de balie liep een man rond met een geel vestje aan,
‘Ramp Coordinator’ stond er op te lezen; dat voorspelde weinig goeds –
kwamen we in gesprek met een bekakte, met goud beladen (Winston Bogarde is
er niets bij) Zuid-Afrikaanse mevrouw van tegen de 70. Ze ging naar Londen;
haar zoon was daar hartchirurg. (Ik vermoedde al zoiets.) Waar kwamen wij
vandaan? O, Nederland. Daar had ze wel eens van gehoord, hadden wij niet van
die mooie bloemenvelden? Inderdaad, die hadden we. Goh, nou moesten we haar
toch eens vertellen wat we met die bloembollen deden als de bloemen waren
uitgebloeid. Slik - Otto en ik keken elkaar aan. Goeie vraag eigenlijk, maar
dat terzijde. In Londen gebeurde er iets vreemds, op het laatste moment werd er een "gate-change" omgeroepen voor onze vlucht. Heathrow is een vreselijk (en/of) groot vliegveld. Ik had slecht geslapen in het vliegtuig, eigenlijk helemaal niet, en had geen zin om te lopen. Erna was bij me in de buurt en had last van haar arm; ik vond het vreselijk dat ze dat stuk zou moeten lopen. Ik hield een gemotoriseerd karretje aan en legde uit dat we een 'injured passenger' hadden, of ze mee mocht op het karretje. Dat was geen probleem - ik ging er als begeleider bij zitten en Erna en ik werden naar de gate gereden onderweg menig verbluft kijkende medereiziger passerend. Op Schiphol aangekomen bleek de "gate-change" catastrofaal te hebben uitgepakt voor onze bagage; slechts 25% was met ons aangekomen. De rest was zoek; bijna alles werd in de dagen die volgden thuis afgeleverd, maar sommigen wachten nog steeds op een tas of koffer. Nadat iedereen zijn vermissing had
opgegeven, met de trein naar huis - Urs en de jongens
stonden me al op te wachten op
het
station van Sittard. Artikeltje in 'de Limburger' van 19 juli 2001 - "Een vette fooi". Met een groep amateur‑sterrenkundigen bezocht ik Zambia
en Zimbabwe voor de zonsverduistering van 21 juni jl. De laatste dagen van
de vakantie verbleven we in een hotel in Victoria Falls. Tijdens het
verblijf bleek het moeilijk achter de officiële wisselkoers van de
Zimbabwaanse dollar te komen. De officiële koers was, naar verluidt, 50 Zim$
voor 1 US$. De balie van het hotel echter gaf 80Zim$
voor 1 US$, terwijl de ober achter de bar van het hotel een koers gaf van
100 Zim$ voor 1 US$. In het stadje Victoria Falls echter kon je op straat
geld wisselen waarbij de koers 130Zim$ voor 1 US$ was, maar dat gebeurde dan
met een hoop heen en weer handelen zodat je moest oppassen voor een
wisseltruc. Ik hield me dus maar bij de wisselkoers
van de ober – boter bij de vis, of beter gezegd bij het bier ‑ en als hij
het zou wagen me te besodemieteren kon je in elk geval bij het
hotelmanagement je beklag doen. Toen ik met een vriend over het station van
Victoria Falls slenterde, realiseerde hij zich bij het passeren van een
wisselloket (koers 60 Zim$ voor 1 US$), dat hij nog wat Nederlands geld
wilde omwisselen. Een vriendelijke jongeman sprak hem aan net op het moment
dat hij het wisselloket wilde aandoen. Hij vertelde dat je daar beter geen
geld kon wisselen, want hij wist een kantoortje dat een veel betere koers
gaf. Hij bracht ons naar een obscuur gebouwtje waar hij met mijn vriend
binnenging, Even later kwam die terug met 1400 Zim$ die hij had gekregen
voor 50 gulden. "Een betere koers dan op het station", mompelde hij.
"Nou,
dan heeft die jongen wel een fooi verdiend",
redeneerde ik, "want je hebt zo'n 260 Zim$ winst. Ik zou hem 100 Zim$
geven." Mijn vriend, een Groninger, was blijkbaar
onder de indruk de behulpzaamheid. Hij keek me aan en zei: "Ach wat, ik geef
hem 1000", en voegde de daad bij het woord. De behulpzame jongeman nam
vriendelijk lachend de 1000 Zim$ in ontvangst en maakte zich enigszins
haastig uit voeten. Ik keek mijn vriend verbluft aan. "Ben je Sinterklaas of
zo?" "Hoezo?", vroeg hij. "Je wisselt voor 50 gulden.
Bij het station had je 1140 Zim$ gehad, bij de ober in het hotel 1900 Zim$
en hier wissel je om en kom je met 1400 Zim$ naar buiten. Als dank voor de
260 Zim$ winst geef je vervolgens 1000 Zim fooi." Mijn
vriend werd bleek, draaide zich om, en rende weg. Ik heb nog nooit een
Groninger zo hard achter een Zimbabwaan zien aanrennen.
Erwin van der Velden is op 27 september 2005 overleden
aan een hartstilstand. -terug- |